de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN

Hier mag je praten, grappen maken, vertellen over alles.
Een humorist is iemand wiens vrolijkheid van zijn hart naar zijn hersenen is verhuisd. (Otto Weis - 1847)

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

02 mei 2007, 19:09

:idea: Er begint bij mij een lichtje branden.Mijn pa en al zijn broers hebben in avondonderwijs hun diploma gehaald.Zo werd mijn vader zelfstandige schrijn-en meubelmaker.De andere schoenmaker(mijn roots liggen in de stad van de schoenen)De andere broer ook schrijnwerker.En de twee tanten werden naaister.
Dat ik daar nog niet aan gedacht had.Mijn mama kwam uit stad.En bij haar thuis was het een bakkerij,dus ook geen keuze zij moest helpen in de bakkerij.Zij was slim en had graag laborante geworden.Dus velen van jullie generaties zaten in hetzelfde schuitje he
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

11 mei 2007, 14:25

Het is hier weeral een tijdje stil geworden vind ik.
Ja, ik ben nogal veel bezig met dat blog hé en zet mijn vertellingen daar nu verder maar het kost me geen moeite om ze hier ook te plaatsen (tenminste als er interesse is, anders moet de mod mij maar wegjagen.

- Juli 1953 - Naar Büderscheid (1)

Om zes uur, die zaterdagmorgen, komen wij bijeen. Het is nog vroeg maar we mogen geen tijd verliezen want we hebben slechts één weekje verlof, en dat na een heel jaar werken. 't Is niet veel.
Emmanuel ( de Mâne ) heeft de fiets van zijn oudere zus geleend en het zadel wat aangepast.
Mijn broer Mil en ik hebben verleden jaar met het geld dat pa ons betaald als we overuren maken - 10 frank per uur - een goedkope fiets gekocht. Onze andere vriend, Willy (De Wik), heeft een goede fiets met drie versnellingen.
Oorspronkelijk zouden we de tocht met ons vijven maken, maar onze derde vriend, Eugène (de Gène) gaf op het allerlaatste moment te kennen dat hij niet meekon, hij zou ons later in de week komen vervoegen, ... maar ja dat kennen we; Hij zal zeker niet mee gemogen hebben van thuis waar ze hem nog behandelen als een suikerventje dat nogal rap smelt. Enfin we hebben hem die week niet zien opdagen.

Verleden jaar was ik met de Kajotters op kamp geweest naar Luxemburg in het piepkleine dorpje Büderscheid.
Met pak en zak, fietsen incluis, waren we met een grote vrachtauto tot op onze bestemming gebracht, en daar logeerden we in de pastorij bij onderpastoor Dupont,een goede vriend van onze proost, onderpastoor Leclerck. Het was een fantastische week geweest.
Omdat de Kajotters dit jaar niet op kamp gaan, besluiten we met enkele vrienden die mooie week op kamp, op eigen houtje, nog eens over te doen.
Ondertussen zijn we ook al een jaartje ouder en hebben geen vrachtauto nodig. Alles met de fiets dus! Wie gaat er ons tegenhouden?

'En waar gaan jullie slapen?' vraagt ons moeder nog.
'Alles is al geregeld.' zeg ik, en hoop dat het waar was.
We wisten dat de meisjes-Kajotsters uit Wezembeek in de Ardennen op kamp gingen en er bleven logeren in de meisjesschool van Rochefort.
Ik verzekerde ma dat we daar welkom waren en dat stelde haar gerust, doch in werkelijkheid was er niks afgesproken en wij hoopten dat het zonder meer zou lukken.
Langs Jezus-Eik komen we op de Naamse steenweg en rijden door een druilerige regen tot in Wavre.
Daar is de Wik al buiten adem en vraagt om wat te rusten.
'Rusten?' zegt de Mâne, 'we zijn nog maar pas vertrokken en hebben nog meer dan honderd kilometer te fietsen.'
We rijden langzaam verder maar midden in de klim naar Gembloux blijf de Wik zo ’n honderd meter achter ons hangen.
Hij stapt van zijn fiets en zet zich neer in het natte gras langs de kant van de weg.
Als we zien dat hij niet meer volgt stoppen we onmiddellijk en rijden naar hem toe.
'Ik kan niet meer mannen.' hijgt hij,' 'k ga terug...'
'Nee Wik, dat gaat ge toch niet doen hé!' brult de Mâne.
'Allé Wik jong, bijt een beetje op uw tanden, we zijn er bijna.' lieg ik.
We besluiten om een kwartiertje te blijven rusten en ondertussen een boterham te eten, daarna moeten we verder.
Geen half uur later, in de helft van een volgende helling, draait de Wik plots zijn stuur honderdtachtig graden om en stuift naar beneden. Wij gaan weer achter hem aan maar als we hem hebben ingehaald blijft hij staan en snakt naar adem. Hij ziet zo bleek als een plattekaas en zijn ogen puilen uit de oogkassen. Dadelijk begrijpen we dat hij niet meer verder kan en zetten ons nog even naast hem neer langs de kant van de weg.
'Ga maar...' zucht hij vol spijt, ' ik rijd op mijn gemak wel alleen terug.' Daarop begint hij vreselijk te hoesten en zoekt in zijn zakken naar een sigaret. Eens dat die opgestoken is gaat het hoesten stilaan beter.
Even nog aarzelen we maar als hij ons verzekert dat alles met hem in orde is begrijpen we dat het eigenlijk beter is om hem niet mee te sleuren, tegen zijn goesting.
Dapper peddelen we verder en in de late namiddag komen we met ons drieën aan de bewuste meisjesschool.
In gebrekkig Frans proberen we de kloosterzuster, die opendoet, wijs te maken dat we verwacht worden door onze zusters geestverwanten.
Op haar beurt tracht zij ons uit te leggen dat de meisjes pas morgen aankomen en dat er bovendien geen slaapplaatsen voorzien zijn voor jongens.
Teleurgesteld druipen we af.
'We vragen bij een boer om te overnachten.' zegt Mil.
Onze eerste poging is negatief. Ook een tweede en derde poging levert niks op. Bij een vierde boerderij gaat de hond aan zijn ketting zo wild tekeer dat we wijselijk besluiten om niet aan te kloppen.

Het wordt stilaan donker en de kilte van onze natte regenjas dringt langzaam door tot op de huid.
Moe en zonder veel hoop om nog een plek te vinden dwalen we even buiten de bebouwde kom van het stadje en komen tussen de weilanden terecht waar enkele koeien reeds hun schuilplaats hebben opgezocht in een open veldstal met een zinken afdak.
'Hier kunnen we slapen mannen.' Zeg ik dapper.
Zonder verder na te denken kruipen we onder de prikkeldraad door, slepen onze fiets door de weide tot bij de stal en gewapend met onze fietspompen dwingen we de dieren om hun verblijfplaats te verlaten.
Vlug trekken we met vereende krachten een houten paal van de prikkeldraadafspanning uit de grond en plaatsten hem stevig, met draad en al, vóór de ingang zodat het vee niet meer in de stal kan.
In een hoek ligt een grote hoop hooi en dankbaar laten we ons daarin neervallen. Onze regenjas dient als deken en we vallen alle drie bijna ogenblikkelijk in slaap ...


Deel 2 volgt ...
Laatst gewijzigd door Fikske op 12 mei 2007, 08:54, 1 keer totaal gewijzigd.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

12 mei 2007, 00:11

Amaai is dat weer spannend Fikske
Ik kijk al uit naar het vervolg
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

12 mei 2007, 10:32

Zoals beloofd: deel 2 - Naar Büderscheid

De volgende ochtend zijn we bij het krieken van de dag al wakker, bang dat de boer ons zal vinden wanneer hij zijn koeien komt melken. We brengen de paal en de afspanning terug op hun plaats en verdwijnen even vlug als we gekomen zijn.
Onze regenjas is al droger dan gisteren en het regent niet meer. We houden ze aan bij het fietsen waardoor ze vlug helemaal droog wordt.
De weg naar Luxemburg is stijl en vraagt veel van onze krachten. De meegenomen boterhammen zijn op en we moeten ergens eten zien te kopen.
Mil en ik hebben elk driehonderd frank meegenomen van onze spaarcenten, maar de Mâne is niet zo goed bij kas en moet het met honderd vijftig frank stellen.
We kopen brood bij een bakker in het centrum van Bastogne en een pakje Solo margarine en een fles melk bij de kruidenier aan de andere kant van de straat.
Zelden heeft een maaltijd zo goed gesmaakt.
Zondag tegen de middag arriveren we eindelijk in het klein dorpje Büderscheid.
Het kerkje ligt halverwege een helling en de hoogmis is juist gedaan. Enkele mensen komen naar buiten en kijken met een beetje argwaan naar de drie jonge snaken die gehurkt, naast hun fietsen, tegen de muur van de pastorij zitten.
Wij blijven wachten tot onderpastoor Dupont buitenkomt maar erg behulpzaam is hij deze keer niet. Hij doet alsof hij mij niet meer kent en is ook niet bereid om ons in de pastorij te laten slapen.
Opnieuw teleurgesteld nemen we onze fietsen en gaan langs een veldweg hoger op de helling naar boven. Daar hadden we verleden jaar een groot kampvuur gemaakt en het uitzicht was er mooi.
We kunnen er uitrusten zonder de nieuwsgierige blikken van de dorpsbewoners en van Dupont.
Helemaal op de top ontdekken we een grote stromijt van wel drie meter hoog.
Ze staat er blijkbaar al een tijdje want de hoeken zijn door de regen wat scheef en ingezakt.
Door enkele bundels stro weg te nemen maken we een holte die groot genoeg is om met ons drieën in te kruipen. Onze fietsen plaatsen we aan de achterkant van de mijt en bedekken ze met wat losse schoven stro zodat ze niet dadelijk zullen opvallen als er toevallig iemand zou voorbij komen.
We besluiten om te blijven tot ze ons wegjagen.

De nacht is vrij koud op de berg, maar we houden onze kleren aan en gebruiken opnieuw de regenjassen als deken.
's Morgens is ons aangezicht nat van de ochtenddauw. Het regent niet en de zon schijnt al flauw door de ochtendnevels.
Die morgen rijden we met grote vaart de berg af. Beneden in het dal wassen we ons, als echte mannen met ontblood bovenlijf, in het kristalhelder koude water van een beekje en zijn weer fris voor de hele dag.
In Esch-sur-Sure kopen wat eten. Alleen brood en melk om geld te sparen.
Eén enkele keer leggen we genoeg geld bijeen voor een grote salami en een stuk kaas.
De rest van de week blijven we logeren in onze stromijt. Niemand komt ons storen.
Als we eens 'warm' willen eten, maken we ‘s avonds een houtvuurtje van droge takken en in de gloeiende as bakken we aardappels die we in het nabijgelegen veld hebben gepikt. Ook grissen we af en toe, als aanvulling op ons menu, een raap of wortels mee uit het veld langs de weg.
We beleven een zalige tijd en bezoeken stadjes als Wiltz en Clervaux. De fiets brengt ons overal!
We voelen ons vogelvrij en uitgelaten, fluiten naar de meisjes die op het veld aan het werken zijn, lachten met de onnozelste dingen en trekken 's avonds doodmoe naar ons 'hotel'.
De week gaat snel voorbij en met spijt in het hart nemen we afscheid van Büderscheid en van de boerenmeisjes.
Op de terugweg naar huis doen we nog een poging om in de meisjesschool van Rochefort te overnachten en deze keer hebben we meer geluk. De leidster van de meisjes - K.A.J. wil ons aanvankelijk niet binnen te laten, maar enkele van de andere meisjes die we kennen kunnen het niet over hun hart krijgen dat ze ons zou wegsturen en spreken voor ons ten beste.
Uiteindelijk krijgen we een slaapplaats onder het afdak buiten op de speelplaats.
Het kan ons eigenlijk niet veel schelen dat we niet binnen mogen en opnieuw buiten moeten slapen, wij zijn het ondertussen immers gewoon.
De nonnen geven aan elk van ons een deken om ons tegen de nachtkou te beschutten en dat is meer dan welkom.
Onderweg naar huis kopen we nog een klein pakje Solo, maar deze keer niet meer om bij ons brood te eten, wel om de ketting van onze fietsen te smeren. De fietskettingen zijn na een week in regen en stof zodanig verroest en vuil dat het kamwiel en de ketting vervaarlijk kraken en dreigen te zullen breken, en bij gebrek aan smeerolie ...
De margarine doet wonderen en alles loopt weer gesmeerd als een trein.
Vol goede moed en in de opperbeste stemming wordt de laatste tocht van honderd kilometers aangevat.
Onderweg spreken we voortdurend over hoe lekker frites met biefstuk en een
zalig warm bad nu wel niet zouden zijn.
Door de gedachte aan dat lekkers krijgen we haast vleugels en komen zaterdag, op de noen, al thuis.
Moeder schijnt onze verzuchtingen gehoord te hebben, want als we het steegje naar ons huis inrijden snuiven we al de geur van gebakken frietjes en paardenbiefstuk.


Veel leesplezier

Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

12 mei 2007, 14:40

Amaai Fikske je bent een rappe vogel.
Ik heb net op je blog het tweede deel gelezen :oops:
Ja ik kan het me voorstellen dat dit één van de mooie herinneringen zijn.
groetjes
jadi
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

16 mei 2007, 19:48

Hallo Fikske en andere lezers,
Na een afwezigheid van een tiental dagen lees ik uw kampverhaal.
Daar we, mijn vrouw en ik, juist thuisgekomen zijn van een stapje van 120 km op de camino Ingles, van Ferrol naar Compostela, en noodgedwongen moeten naar huis komen zijn door een foutje aan ons visakaart, we kregen steeds de melding" fout in de code". gelukkig
konden we een vliegtuigticket kopen zonder code en met een " lening"
van van €250 van een gewillige hostal eigenaar konden we naar huis.
Spijtig zijn we niet tot Fisterra geraakt, 'n reden om nog eens terug te keren, of mischien wel, na de camino Frances en de camino primitivo,
de camino Portugués.!!!!
Wel fikske, in 1955 als 21 jarige heb ik met twee nog jongere snaken een tocht gemaakt naar Lourdes en dat in zeer primitieve omstandigheden.
Zal mij ens aan 't werk zetten met dit verslag.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

17 mei 2007, 12:51

Hé, Jeronimo. Ik dacht het al dat je met vakantie was. En wat een spijtig voorval met je Visa kaart zeg.
Zoals je zegt, misschien heb je nu een goede reden om de reis nog eens over te doen.
Ondertussen wachten wij met ongeduld op je verhaal.

Tot binnenkort

Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

17 mei 2007, 14:57

1945 - ? Eten wat de pot schaft

Bij ons thuis werd er over eten niet moeilijk gedaan.
‘Als ge het niet wil, leg er dan uwen kop bij,’ zei ons moeder altijd en daarmee wilde ze gewoon zeggen: Eet wat er op tafel komt want er is niks anders!
Volgens mij maakte ze nochtans vrij goed eten, en daarbij; wij zijn nogal rap content.

Drie mannen die hard werken kunnen nogal wat opeten, vooral vlees.
Dat vlees eten hebben wij van onze pa geleerd. Hij is tijdens de oorlog gedurende maanden krijgsgevangene geweest en werd enige tijd na zijn terugkeer alweer opgepakt om in Duitsland te gaan werken. Telkens had hij klachten over de slappe kost aldaar en zwoor bij zijn thuiskomst dat hij nooit meer ’marmelade’ op zijn brood wou, maar voortaan enkel nog vlees, vlees en nog eens vlees!
Ons ma is van ‘boerenafkomst’ en heeft bij haar thuis uitsluitend gegeten wat ze zelf konden kweken.
Toontje Matthijs, haar vader, was een keuterboer zonder koebeesten en vermits ze enkel kippen en een paar varkens kweekten, aten ze dus geen rundvlees.
Onze pa daarentegen houdt van rood vlees en dat mag zelfs nog halfrauw zijn ook.
Ma is vies van al wat niet goed gebakken is en gruwelt bij de gedachte dat ze rauw vlees zou moeten eten.
Bij haar moet vlees ‘goed doorbakken’ zijn anders wil ze het niet.
“Wat de vrouw gaarne, mag eet de man elke dag!” zegt het spreekwoord, maar bij ons thuis was dat niet het geval. Pa bepaalde meestal wat er zoal op tafel kwam, met of tegen de goesting van ma.
Spek met eieren was ons dagelijks ontbijt, en als Louis geen honderd keren gezegd heeft: ‘ Zanderin, laat dat spek toch niet zo lang bakken, het is precies ne stok,’ dan heeft hij het genen ene keer gezegd.
Zijn protest hielp echter niet veel. Eén of twee keer na zijn klacht was het spek dan zoals hij het graag lust, maar een volgende keer had hij het weer zitten. Ne stok!
Ik zie ma nog bezig, duwend met de vork op dat spek in de pan tot de laatste druppel vet er was uitgeperst. Daarna goot ze het vet in een kommetje en als het afgekoeld en opgesteven was plakte ze er onze boterhammen mee. ‘Da 's nog profijtig ook,’ zei ze.

Het weekmenu van moeder was afhankelijk van de seizoenen zoals het vroeger bij haar thuis ging. In de lente en de vroege zomer waren het erwten en wortelen , spinazie, prinsessenboontjes en snijbonen. Terwijl schorseneer, prei, rode, witte en groene kool meestal als wintergroenten werd opgediend. Alles werd 'gekookt' en daarna met éénzelfde dikke melksaus overgoten. Behalve de erwten met wortelen, hierin deed ze wel vijftien klontjes suiker zodat de saus bijna een zoete stroop was.
De befaamde ajuinsaus met zure haring was dan af en toe een welgekomen afwisseling.
Rauwe groeten, zoals tomaten of sla werden er bij ons thuis nooit gegeten.
Van nieuwigheden wou ma duidelijke niet weten en erover spreken alleen al was genoeg om haar humeur te verpesten.

Ik herinner mij de dag toen pa frieten wou bakken.
Enkele dagen voordien had de buurvrouw Rosine overal gaan vertellen dat ze frieten had klaargemaakt, net als vóór den oorlog.
Toen pa van zijn werk thuis kwam rook heel de buurt naar gebakken vet.
‘Wat ruik ik hier?’ vroeg hij aan ma.
‘Wel, ‘t is Rosine hé, ze moet weer hoger kakken dan dat haar gat staat. Nu wil ze persé frieten maken.’ Antwoordde ze nijdig.
‘Als zij dat kan, kunnen wij dat ook!’ repliceerde pa. ‘Morgen haal ik frietvet.’
‘Maar wij hebben gene frietketel meer, Louis.’ Ze wou hem op andere gedachten brengen
‘Toch wel, in de kelder staat hij, ik heb hem nog gezien.’
‘Die is helemaal verroest en versleten!’
‘Ne ketel in gietijzer da verslijt niet, ‘k zal hem opschuren, dan is hij gelijk nieuw.’ Pa gaf het niet op.
Er verschenen donderwolken aan de keukenhemel.
‘Is mijn eten soms niet goed genoeg misschien?’ ‘Ik maak géén frieten.’ zei ze resoluut.
‘Waarom niet, dat is toch lekker, hé mannen?’ Hij richtte zich tot ons voor steun die we hem volmondig gaven.
‘Ja! Frieten! Allé ma, wij eten dat graag...’
‘Hoe kunnen jullie dat weten, jullie hebben nog nooit frieten gegeten?’
Wij bleven maar zagen en pa hield ons niet tegen.
‘Bak ze dan zelf!’ riep ze plots kwaad en sloeg de keukendeur achter zich dicht.
’s Anderdaags aten Mil en ik voor het eerst in ons leven, frieten. Het waren slappe vettige stokjes maar pa gaf de moed niet op en elke week was er friet op het menu.
Op de langen duur kon moeder zijn geklungel niet meer aanzien en heeft ze het bakken overgenomen.
Pas vanaf dan waren de frietjes echt lekker.
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

17 mei 2007, 16:10

Afbeelding

een paar fotos van toen

Normaal gezien heb ik wat orde in mijn wanorde maar deze keer is het verslag van onze tocht per fiets naar Lourdes niet te vinden, dan maar in mijn herinneringen grabbelen hé.

1955, enkele maanden na mijn legerdienst had ik het in mijn kop gekregen per fiets naar Lourdes te rijden, ik had immers met mijn sigarettenverkoop in Duitsland een nieuwe fiets met sturmay versnelling en kilometerteller kunnen kopen voor de prijs van 3.750 fr.
Niet zo eenvoudig was het de ouders van geïnteresseerden te overtuigen.
Eindelijk waren we met drie om te vertrekken voor een tocht van 2.400km.
Mil van de melkboer wou coureur worden en had al een soort koersfiets gekregen
Rie van sussen toep reed met de fiets van zijn vader met een toeristen stuur er op.
Ja we konden vertrekken maar bewuste dag lag ik ‘s morgens met met 40° koorts in bed
maar met wat oplapwerk konden we toch na de middag vertrekken, ver waren we nog niet geraakt, mijn benen wilden niet mee, ergens aan de grens konden we in een schuur slapen.
Daar ik de leider (lijder) was droeg ik de drie-personen-tent (4 kilo) plus de dubbele zakken
achter op de bagagedrager, Rie had ook dubbele zakken maar Mil met zijn koersfiets had geen bagagedrager dus hing er een zak aan zijn zadel met het hoognodige er in.
Ja, we dachten dat we ingeoefend waren maar!!!!! 200 km per dag is wel veel.
En toch moesten we die afstand aanhouden, de twee vrienden hadden maar 14 dagen verlof.
Bij het binnen rijden van Senlis hadden we onze eerste tegenslag, bij de afdaling tegen wel 70 per uur kon Mil zijn stuur niet meer houden, bij het nakijken wat er zou kunnen mankeren
Kwam er iemand bijstaan en die ontdekte vlug de kaderbreuk van Mil zijne fiets.
Hij stelde ons gerust, hij werkte in een fietsfabriek en dat zou wel in orde komen;
haal uw fiets uit elkaar en we zien mekaar morgen om acht uur hier op dezelfde plaats,
waar we geslapen hebben weet ik niet meer maar we hadden een briefje van de pastoor waarin stond dat we op weg waren naar Lourdes en dat we te vertrouwen waren en dit bevestigt met de stempel van de parochie, zo zijn we wel aan de meeste slaapplaatsen gekomen.
Ja , acht uur, wij waren er en hij ook, en samen trokken we op, de fransman aan ’t explikeren en Mil altijd maar “ oui oui oui”, toen die de fabriek introk vroeg Mil; wadéét em gezéét?
Ja, ons Frans wat ook niet veel zulle, na een paar uur kwam hij buiten met een splinternieuwe buis in het kader, na vragen hoeveel en bedankt konden we de fiets weer monteren en weer op weg naar het onbekende, was dit oponthoud een verloren tijd, voor mij was het een geluk,
Ik had namelijk van bij het vertrek nog bijna niets kunnen eten, die middag hadden we worst gekocht en een meter brood, dit smaakte me en die paar uurtjes rust hebben me er door geholpen. Na een paar dagen kwamen we in de bergen en hier stelde ik vast dat ik nog niet helemaal in orde was, de andere twee stonden op de top al 20 minuten te wachten.
Misschien zagen we er uit als sukkelaars, we gingen bij de boeren brood, eieren of melk vragen en kregen het dikwijls gratis, nee, van toeristen was er toen nog geen sprake !!!!
Honger hebben we niet geleden, we hadden nestcafé en chickensoep mee, brood kon men overal kopen behalve op maandag en ons vuurtje deed goede dienst, behalve de eerste keer dat er moest bijgetankt worden, Rie had opdracht gekregen te zorgen voor een liter gezuiverde naphte, maar de apotheker zei dat het niet kon en had brandalcohol meegegeven, dan zijn we maar in een benzinestation een liter gaan tanken, die gaf wel wat meer rook maar branden deed hij.
Volgende keer het vervolg.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

17 mei 2007, 18:08

Heel tof Jeronimo. Ja dat is nogal eens wat anders dan de tocht van een weekje die wij hebben ondernomen. De afstand die wij aflegden was slechts een kleine 500 Km in totaal maar we waren ook veel jonger 16 en 17 jaar, en niemand van ons had versnellingen op zijn fiets, slechts één tandwiel (een 18 geloof ik).
Ik wacht vol spanning op het vervolg van je verhaal.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

17 mei 2007, 18:42

Fikske en Jeronimo ik heb net jullie verhalen gelezen.Het is zoals altijd spannend.
Mijn pa zaliger is ook weggevoerd geweest om verplicht in Duitsland(Kiel) te werken hij was amper 17j.
Bedankt allebei ik kijk uit naar het vervolg
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

18 mei 2007, 23:13

Afbeelding


Ja, ons vuurtje en de gamellen van het leger kwamen goed van pas, we konden het ons niet permitteren om ergens te gaan eten, we hadden ieder 1000 fr meegekregen en daarmee moesten we het klaarspelen, als noodgeval had ik wel nog 1000 fr in de ceinture van mijn broek genaaid.
In die tijd stond er in elk dorp een openbare pomp met drinkbak voor de paarden, hoeveel liter water we hebben gedronken weet ik niet, ’t zal wel met emmers geweest zijn, in alle geval hebben we gedurende de tocht 7 kg suiker naar binnen gewerkt, fruit moesten we ons niet kopen, er hing toch wel ergens een tak met pruimen, perziken of appelen over de omheining.
Hoe meer naar het zuiden we kwamen hoe warmer het werd, eens was het zo heet dat we bang waren een zonneslag op te doen, die namiddag was het werkelijk niet te doen zodat we een middagrust inlasten, ergens dicht bij een riviertje, dit was de gelegenheid eens een “ bad”
te nemen maar onze 200 km moest gehaald worden, dan maar doorrijden tot 12us’nachts .
Neen, nu zetten we onze tent niet op, hier stonden er tenten genoeg, tegen de baan stond er
een groot veld met graan in schoven, hier zouden we ook goed slapen maar!!! Rond vijf uur stond Rie aan mijn tent, zeg joeng ikem kaa, en ja ik was ook druipnat van de dauw,
we zijn dan maar opgestaan en beginnen rijden om ons te verwarmen, seffens gaan de winkels open en kunnen we ons iets kopen maar, ’t was maandag en dan zijn alle winkels dicht.
Dan maar naar een boerderij, daar kregen we warme melk, een boterham en nog een korst
stijf brood voor onderweg. Ergens zagen we kippen lopen, ja zo ’n paar eitjes zal ook wel smaken, Madamme s’il vous plait, we hoefden niks te vragen maar kwam terug met een
ganse schoot, met het gebaar er valt niets te betalen.
Ondertussen waren we al in Rochefort, ’t was bijna donker toen we in het centrum aankwamen, zoals gewoonlijk richting de kerk, daar woont de pastoor en die moet ons helpen,
maar die lag waarschijnlijk al in bed, kwam door zijn venster kijken en stuurde ons door naar een nummer in dezelfde straat, daar stonden we oog in oog met de mooiste verschijning die ik ooit zag, Doris Day was er maar een schim van, zij ging met ons mee naar een auberge.
Daar stonden wel 20 bedden met matras en wat zouden we er lekker geslapen hebben ware het niet dat er nog een oud stijder van 14-18 lag en die maar van de tranchés en Flandres
en les salles boches, en wat een luxe, er kwam warm water uit de kraan.
Nu kwamen we al ver in het zuiden en het werd altijd maar warmer, op een nacht lagen we
in ons tentje, Mil in het midden en ik werd wakker van een zacht gekerm, ik deed mijn lamp branden en zag Mil met opgetrokken benen, het water liep uit spleten uit zijn billen, s’anderendaags bij de apotheker stelde men een tweede graad zonnebrand vast.
Rie was er al even erg aan toe, zijn achterwerk lag open, ook met een zalfje op te lossen.
Ik zie ons nog altijd Bordeau binnenrijden, ik stel mij nog een lange ijzeren brug voor.
Ze zagen het niet meer zitten en zouden autostop doen, neen we zijn er bijna!!
Ja een lichte vrachtwagen stopte en ze mochten mee maar ik bleef bij mijn standpunt.
We zijn dan maar samen verder gereden en wat waren ze later content dat ze doorgebeten hadden , en zo kwamen we de zesde dag moe maar tevreden in Loudes aan.
Vervolg volgd.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

19 mei 2007, 10:44

Wel, wel jeronimo. Da's straffe kost. Ik heb een vriend die al zes keren naar Compostela heeft gefietst. Nu is hij 71 en maakt alweer plannen om het nog eens te doen, niet alleen maar met een groepje vrienden. Respect voor die mannen, ik zou het niet meer kunnen met mijn twee kunstknieën.
Ik kijk uit naar je vervolg,...
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

19 mei 2007, 12:46

Amaai Jeronimo ik sta perflex.Zo'n fietstocht in zo'n omstandigheden,je moet het maar doen.
Ben benieuwd naar het vervolg.
Danke voor het leesplezier
Ik kom hier graag
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

19 mei 2007, 20:29

Wel fikske ik ben benieuwd of er nog wel lezers zijn buiten jadi.
Allé hé mensen, laat nekeer iets van julie horen, of is er niemand in geinterseerd ?????, in alle geval zal ik mijn verhaal wel afmaken.
In Lourdes aangekomen hadden we een adres van onze patoor, hij richte ieder jaar met de boerinnenbond een bedevaart in
Ja, ze wisten van onze komst, de velos werden in de kelder gezet en we werden naar onze kamer geleid, na een douche en wat rust was het tijd voor het avondeten.
We kregen een tafel van vier en er werd opgediend voor vier ook, en toch kregen we ons goesting niet, toeval was er juist een bedevart uit Limburg en wat een lof kregen we, ook werd er van hun bord met ons gedeeld. 's avonds gingen we natuurlijk ook naar de kaarskensprocesie en dan ons bed in en of we geslapen hebben.
We hadden ons ingeschreven voor een namiddag-uitstap naar " le pont d' Epagne"en le cirque de Gavernie, eerst gingen we nog eens naar de grot en de kruisweg mocht toch ook niet ontbreken.
Onze tweede dag begon met een tocht op de Pic du Ger waar we verdwaald geraakten en langs een andere weg naar beneden kwamen
gelukkig had Rie opgemerkt in welke richting het water aan de grot stroomde, zo kwamen we nog juist op tijd voor het middageten.
De tour mallet moesten we toch ook wel eens doen, ja zonder pakken op de fiets ging dat vlot.
Nog eenmaal slapen en onze tijd zat er op, we kregen een rekening voorgeschoteld van 1800fr, meer dan de helft van ons budjet.
Ging de heenrit langs het westen over; Lille, Amiens, Chartres, Poittiers
Angoulême, Bordeau, Peau en Lourdes. De terugweg liep door het midden over; Tarbes, Auch, Agen,Perugeux,Limoges,Chateauroux,Orleans, Parijs, St Quentin, Cambrai, Mons en thuis.
Eigenlijk was er niet veel verschil met met de heenrit juist dat we
op het einde van een rit niet meer moe waren. Om de eentonigheid te breken deden we bij het zien van een plaat met de dorpsnaam een sprintje,kon ik niet mee in bergop, ik was een echte daler ja ik stak
zelfs de autos voorbij, 't is een kwestie van durven , ik vond het zonde
in bergop zo moeten duwen en bergaf uw remblokjes verslijten.
Twee feiten zijn wel het vermelden waard; eens kwamen we op een kasteel terecht om te overnachten en werden uitgenodigd mee aan tafel te zitten en in een bed te slapen maar we zouden er ons niet op ons gemak gevoeld hebben, we verkozen de paardestal,de dienster kwam ons een gans diner brengen.
Een tweede voorval gebeurde in Parijs, Ja hier staat er een kerk en nu op zoek naar de pastoor maar die was nergens te vinden, tegende kerk was er een dubbele deur , opengeduwd en we zagen een lange gang,
wij met de fietsen erdoor tot we in een parochiezaal kwamen, ja hier gaan we slapen, er lagen matten en in de bar was er water, meer moesten we niet hebben.S' anderendaags zijn we er vertrokken zonder we iemand gezien hadden.
Na een blitsbezoek aan Parijs hadden we nog 300 km te doen, 't was zondag middag toen we in ons dorp aankwamen maar er was niemand
om ons ter verwelkomen, zelfs de pastoor zei droogweg; "zedde gijlen daar al", neen 't was geen prestatie, niemand die ons proficiat wenste.
Een weekje later hadden we vergadering van de B J B en we zouden onze belevenissen vertellen,vlug wipte ik nog eens binnen bij een vriend,
toen ik buiten kwam was mijn fiets verdwenen, ik dacht ze hebben me weer eens gefopt maar niemand wist ervan, ja hij was gestolen.
Toen heb ik iets gezegd dat ik nooit meer zal herhalen, "hij moest er zich mee doodrijden" en ja hij waarop ik vermoedens had, had een ongeval met dodelijke afloop. Tot hier het verslag van onze bedevaart.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.