Kolder - Losse flodders

Literaire pareltjes van maatschappelijke gebeurtenissen.

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

15 aug 2004, 23:26

Hier ontstaat een nieuw topic, dat eigenlijk geen echt thema heeft. De mensen die schreven in "Afdwalen kolder - deel II" stelden vast dat het met teveel mensen gewoon onoverzichtelijk werd, dat de vervolgverhalen onderbroken werden door een aantal losse flodders die er eigenlijk niets mee te maken hadden zodat niemand zijn jongen nog kon vinden in de verhalen en er geen lijn meer inzat, met veel moeite nog een kromme lijn, terwijl een vervolgverhaal eigenlijk in rechte lijn op de aankomst moet afstormen.

Na conferenties via privéberichten en e-mails leek dit een logische oplossing: "Afdwalen kolder - deel II" zal voortaan voorbehouden worden voor het verhaal dat bezig is, enkel nog reacties daarop en alles wat er mee te maken heeft. Voor ons is daarmee alles in orde, we dwalen allemaal al genoeg af, ieder heeft nu zijn jongen teruggevonden en we zullen nu gemakkelijker het bos door de bomen zien.

Losse bedenkingen, grappige verhalen ... horen voortaan hier thuis en dezelfde namen zullen hier ook wel opduiken, maar natuurlijk hoopt iedereen op nieuw talent, ieder die zijn zeg wil doen of iets te vertellen heeft, is hier welkom, zonder onderscheid.

Herman

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

15 aug 2004, 23:35

Na de warmte van de afgelopen weken kan ik even op frisse nevels afdwalen naar de tijd van vroeger, naar de gemeente van mijn jeugd, naar altijd maar meer vervagende herinneringen die toch nog zijn blijven hangen. Voor de goede orde: elke gelijkenis met bestaande personen of toestanden is louter toevallig.

Voor de oorlog woonden er twee koppels, die op één of andere manier vrienden waren geworden, ze hielpen mekaar met alles, en in de oorlog bleef dat ook zo. Nadien kregen ze in hetzelfde jaar elk een kind, het ene koppel had een jongen en het andere koppel had een meisje, Agnes. Omdat het vrienden waren zagen ze mekaar regelmatig en de kinderen konden dan met mekaar spelen, terwijl de ouders kaartspeelden, babbelden, iets dronken …

Agnes sloeg met haar rammelaar en hij gooide terug met zijn tut. Later sloeg zij met een blauw blokje en hij gooide terug met een venstertje met rode mica. Nog een jaar verder en zij prikte met haar tekendriehoek en hij sloeg terug met zijn lat. Ze speelden toch altijd zo mooi samen, het zou later eigenlijk wel een mooi koppel kunnen worden … En toen ze vijf waren gingen ze allebei naar de papschool bij de nonnetjes, ineens naar de laatste kleuterklas, dat was toen zo de gewoonte, als voorbereiding op de grote school.

Zij voelde zich daar direct thuis, ze begon met heel de klas naar haar hand te zetten, ze nam mee de leiding als een soort hulpnon van zuster Euphrasie, maar ook hij voelde zich daar direct thuis want hij wilde leren, een slimme jongen worden voor later, en er waren zoveel vlechtjes en strikjes waar hij kon aan trekken en die meisjes begonnen dan telkens te wenen. Hij vloog dan in de hoek, maar dat was niet zo erg, want tenslotte kun je uit zo een hoek ook veel leren, hoe zo’n hoek er uitziet, scheve hoeken en reche hoeken, met en zonder tegeltjes, hoe je een goede hoek moet maken, want hij kon met de blokkendoos enorm hoge torens bouwen en misschien werd hij later wel architect of ingenieur, en dan moet je hoeken kunnen maken.

De tweede schooldag gebeurde er iets, dat zijn kijk op het leven totaal veranderde en dat zijn vertrouwen in de mensheid ondermijnde, hij ontdekte namelijk het geheim dat geen enkele man mocht kennen, waarover niet mag worden gesproken noch geschreven op straffe van eeuwige banbliksems: hij ontdekte het geheim van het Grote Vrouwencollectief. Die dag was nochtans begonnen zoals de eerste: met vlechtjes, wenen, en hoekstaan. Na de middag pakte Agnes onverwachts zijn gommetje af en begon zelf te wenen, als een heilig boontje, zeg maar als een schijnheilig boontje. Zuster Euphrasie pakte hem bij zijn oor en zette hem terug waar hij al gewoon was van te staan: in de hoek, maar ditmaal volledig ten onrechte en hij zag aan de heimelijke grijnslach waarmee ze zijn oor vastgrabbelde dat ze goed genoeg wist wat er gaande was, dat ze goed genoeg wist dat het zijn gom was, maar het Grote Vrouwencollectief deed zijn werk: ze steunen mekaar altijd, de man heeft het altijd gedaan! We zijn nu vijftig jaar later en ik geloof dat Agnes dat gommetje nog altijd niet heeft teruggegeven.

Hij hield deze ontdekking angstvallig voor zich en na een jaar gingen ze naar de grote school, waar er tot zijn opluchting alleen maar jongens waren en onderwijzers, oef, weg van de meisjes en van die hoeken, die hij ondertussen allemaal van buiten kende. Zo gingen de jaren voorbij en toen ze twaalf waren, gebeurde er iets heel erg: de vader van Agnes stierf, maar de ouders bleven mekaar steunen en Agnes en die jongen bleven vrienden, niet zoals ze altijd al geweest waren, meer nog zelfs dan vroeger, want bij problemen hokten ze samen en ze probeerden die samen op te lossen.

Zo werden ze zeventien en in die tijd werd er regelmatig in die gemeente een toneelstuk opgevoerd: “de stoere jager”. Agnes speelde daarin een vaste hoofdrol en voor de jongen die de stoere jager moest spelen werd er telkens een nieuwe kandidaat gezocht. In het kort komt het toneelstuk er op neer dat een fluitende jongeman ten tonele verschijnt, fris gewassen en nog niet geschoren omdat het nog niet nodig was, hij ontwaart heel even in de verte een bloem van een meisje, Agnes dus, en zijn gevoelens worden wakker. Hij trekt zijn jachtplunje aan, zet zijn hoedje op met pluim, zoekt de boog van TLL en gaat op jacht. Op alle mogelijke manieren probeert hij haar te vinden, maar hij slaagt er maar niet in en ondertussen speelt zij eerst met zijn voeten (en met al de rest die ik hier niet noem), maar ze kwetst hem ook, ze rijt hem open met haar scherpe klauwen, en op het einde komt hij uiteindelijk bij Agnes thuis toegekropen, meer als een zielige jachthond dan als een stoere jager.

Agnes staat daar volledig opgetut, klaar om zich even te vertonen aan de volgende stoere jager die je in de verte al hoort fluiten en ze heeft geen tijd meer voor hem. Daarmee trapt ze voor de laatste keer op zijn hart, en ze droeg naaldhakken, en weg is ze, op naar het volgend slachtoffer. Dodelijk gewond sleept die jongen zich naar de tuin, hij kruipt weg in het hok van Max, die triestig jankte en een beetje opschoof, kapot van het gif dat ze hem heeft ingespoten, inwendig helemaal verscheurd door die scherpe klauwen, en met bloedend hart (dat is van die naaldhak) denkt die jongen nog: “Ik zie Agnes graag” en hij geeft de geest. Doek.

Die Agnes was duidelijk niet de eerste de beste! Als je dat toneeltje even herleest dan denk ik niet dat ik nog moet verduidelijken dat ze niet de beste was. Ze was echter ook niet de eerste, want de regisseur was een ordelijk man die met veel methode te werk ging, en voor zijn hoofdrol was hij gewoon alfabetisch begonnen, met Aagje dus. Zelf vond hij dat echter niet zo geschikt, want “die jongen zag Aagje graag” dat associëerde hij met “die jongen zag Bintje graag, die jongen zag graag patatten” en zo kwam hij via “Acné” dat alleen maar een verschijnsel was en geen meisjesnaam en “Adrienne” wat hij dan weer te oud vond voor een 17jarige hoofdrol automatisch bij “Agnes” terecht. Agnes was dus duidelijk ook niet de eerste, en vandaar dat ik mag stellen dat zij niet de eerste de beste was.

Van de burgemeester mocht dat stuk worden opgevoerd, omdat de gemeente toch een groot stuk weiland had aangekocht naast het bestaande kerkhof, dus voor de eerstvolgende jaren voorzag hij geen problemen. Tijdens het verlof, als Agnes tijd genoeg had, werd dat toneelstuk soms tot driemaal per week opgevoerd en eenmaal is het gebeurd dat er twee voorstellingen waren op dezelfde dag. Ikzelf was alleen maar toeschouwer bij dat toneelstuk, meestal zelfs op afstand en een enkele keer heb ik ook meegespeeld, zoals ik vroeger al eventjes heb vermeld: ik speelde Max, ik moest alleen maar triestig janken en een beetje opschuiven. Dit verhaal is dus geen autobiografie, het gaat helemaal niet over een auto, het zijn dus ook niet mijn memoires, omdat ik nog niet van plan ben om dood te gaan en ook omdat ik toch niet zo goed zou verkopen als de boeken van die Amerikaanse kerel, omdat ik alleen maar Agnes heb gekend en niet Monica, die gewoon beter in de markt ligt (en elders misschien ook). Ook die jongen waarmee het verhaal begint was alleen maar toeschouwer, want hij kende Agnes wel als vriendin, maar hij had haar niet nodig als lief, dikwijls vond hij haar zelf helemaal niet lief, hij had trouwens nog altijd geen behoefte aan een lief, hij kwam allang toe met zijn vrienden. Zijn vriendenkring was nochtans in de loop van een jaar wel geslonken, omdat er enkelen toch hadden meegespeeld in dat toneeltje. Hij dacht trouwens nog altijd terug aan dat Grote Vrouwencollectief en aan die schijnheilige boontjes uit de kleuterklas.

Ik wil het eigenlijk hebben over onze armzalige taal en over het lot, het belang van de juiste keuze die je leven kan bepalen. In dat toneelstuk is die ene zin belangrijk “die jager ziet Agnes graag”. In die simpele zin is “Agnes” volgens onze taal het lijdend voorwerp, en daar kan ik niet bij omdat ik niet vind dat Agnes het lijdend voorwerp was, helemaal niet zelfs. “Die jager” zou echter het onderwerp moeten zijn, maar hij is geen onderwerp, onderworpen ja, totale onderwerping, dat is hij, en eigenlijk is hij het echte lijdend voorwerp. “Ziet graag” is dan het werkwoord, de werkwoordgroep, want het gaat er niet om of die jager goed of slecht zag, volgens mij zag hij wel degelijk slecht of is het dan toch waar dat liefde blind maakt, nee hij “zag graag”.

Ook daarmee kunnen problemen ontstaan, in dit geval in de eerste plaats door de keuze van het lijdend voorwerp natuurlijk. Mocht Karolientje de hoofdrol hebben gespeeld, dan zou de slotzin geluid hebben: “Die jager zag Karolientje graag, ze leefden nog lang en gelukkig en ze kregen vele kindertjes”, maar nee, het was Agnes met het gekende gevolg. In die betekenis van “zien” heb je ook geen trappen van vergelijking, vergelijkingen zijn daarbij niet toegelaten omdat de lijdende voorwerpen dat niet willen. Als je begint met: “Die jager zag Fientje graag, hij zag Karolientje liever, hij zag Agnes liefst” dan verdwijnen Fientje en Karolientje gewoon van de trappen, Agnes daalt af tot de status van “hij zag Agnes graag” en daarmee is iedereen tevreden, anders is er niemand content, geen van de drie.

In de loop der jaren kan dat “Graag zien” trouwens ook nog veranderen als de liefde op een lager pitje gaat branden of helemaal is uitgedoofd. Zo hoorde ik van een koppel, waarvan ik pertinent weet dat zij vroeger zegde: “Ik zie hem graag” dat ze nu iets anders vertelt en dat ze trouwens de trappen van vergelijking niet kent of verkeerd toepast, want nu zei ze: “Ik zie hem liever niet” en dat slaat dus nergens op. Een vriend zegde mij trouwens ook dat hij lang geleden zijn vrouw doodgraag zag, terwijl hij nu beweert dat hij haar liever dood zou zien, wat ik dus ook niet begrijp omdat mij dit toch een verkeerde evolutie lijkt.

“Graag zien” kan trouwens ook nog op iets anders slaan dan op meisjes, en die jager zou zich daar beter aan gehouden hebben. Hij zag immers ook graag auto’s en bloemen. Hij zag zijn Mercedes graag, eigenlijk zag hij liever een Porsche en liefst een Ferrari, maar omdat hij geen geld genoeg had hield hij het maar bij zijn Mercedes. Daar zijn trappen van vergelijking wel mogelijk, die Mercedes stoorde zich daar helemaal niet aan, die wachtte gewoon geduldig tot hij zijn auto nodig had en die stond altijd voor hem klaar. Hij mocht die een week in de garage laten, die kloeg niet, hij heeft hem zelfs eens twee nachten buiten laten slapen. Stel je voor dat hij Agnes in dat toneelstuk een week in de garage liet staan, of nog erger, dat hij haar twee nachten liet buitenslapen, wat zou er dan zijn gebeurd? Zou ze dan ook geduldig zitten wachten en voor hem klaar staan als hij haar nodig had?

Die jager zag ook graag bloemen. En weer hetzelfde verschijnsel: hij zag graag tulpen, hij zag liever rozen en hij zag het liefst anjers. Die bloemen kloegen ook niet, hij legde er op tijd en stond een beetje mest rond en hij gaf ze dan wat water, en ze stonden prachtig te bloeien. Aan het eind van dat toneelstuk kwam hij daar bij Agnes aangekropen, en ze trapte op zijn hart met haar naaldhak. Veronderstel nu dat hij wat mest rond haar voeten zou hebben gelegd en er dan wat water zou hebben op gegoten, dan durf ik er zelfs niet aan denken wat er dan zou zijn gebeurd, in plaats van op zijn hart te trappen zou ze er waarschijnlijk een hele flamenco op dansen!

Herman

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

16 aug 2004, 12:27

Ze waren nu al achttien, zaten in het laatste middelbaar, en Agnes en die jongen waren nog altijd vrienden, maar ook niet meer dan dat. Hun beide moeders bleven nochtans hopen dat het toch eens zou lukken, dat de vlam in de pijp zou slaan, want “het zou toch een mooi koppel zijn”.

Agnes experimenteerde al wel met andere jongens en voerde toneelstukjes op, maar hij hield het nog altijd bij zijn kameraden, bij voetbal, zwemmen, lezen, studeren, en hij voelde zich daar goed bij, hij was gelukkig of hij dacht toch dat hij het was, kortom hij was tevreden met zichzelf en met de wereld. Tot Agnes het nodig vond om hem te troosten en ze zei: “Ik begrijp niet dat jij nog geen lief hebt, zo lelijk ben je nu toch niet”. Voordien was die jongen helemaal niet ongelukkig, maar toen Agnes hem zo vriendelijk had getroost, was hij dat wel. Ook zij vond dus dat hij niet helemaal normaal was en dat hij absoluut een lief nodig had, en ze vond hem dan nog lelijk ook, nu ja, niet zo lelijk maar toch.

Hij besloot ook een lief te gaan zoeken, maar met zijn analytische geest zag hij dadelijk de twee grote problemen: hoe en waar vind je een lief, en als je dan een lief hebt, wat moet je daar dan mee doen? In die tijd was seksuele opvoeding helemaal niet wat ze had moeten zijn, vandaar waarschijnlijk die babyboom uit die jaren, en hij wist van meisjes zo goed als niets, behalve dan uit de kleuterklas, dat van die schijnheilige boontjes en het bestaan van het Grote Vrouwencollectief. Eigenlijk wist hij zo goed als niets, nu hij er goed over nadacht, hij had al wel gehoord over kameraden die wel een lief hadden en die “het” al gedaan hadden, maar hij had er geen flauw idee van wat “het doen” was en nog veel minder hoe je “het” dan zou moeten doen. De richtlijnen van onze heilige moeder de kerk, de bron van alle wijsheid, brachten hem ook al niet veel verder, daarin stond alleen dat je “het” niet mag doen voor het huwelijk, en daarna alleen nog maar in het volslagen donker, onder de lakens met de handen erboven, inderhaast en dan nog alleen maar met het oog op “gaat en vermenigvuldig u”. Hoe en waar je een lief kunt vinden stond daar helemaal niet bij en ook al niet wat je er dan moet mee aanvangen tot je er mee getrouwd bent.

Als die jongen bij Agnes thuis kwam, gewoon om haar te helpen met Latijn en vooral met wiskunde dan zaten ze altijd in de keuken, aan het tafeltje bij het raam, want daar was veel licht. De moeder van Agnes vond dat ze gerust naar haar kamer konden gaan om daar te doen wat ze moesten doen, en “niemand zou hen daar komen storen”, maar die twee hadden daar geen oren naar want als je volgens de richtlijnen van de kerk wiskunde moet studeren in bed, in het volslagen donker, onder de lakens en dan nog inderhaast, dat zit je inderdaad beter in de keuken waar er meer licht is. Die wiskunde heeft hen trouwens nog een zware sanctie opgeleverd van de beide moeders, die het echt op hun heupen kregen, en ze hadden alle twee toen al serieuze heupen.

Op 9 juni had Agnes nog een laatste moeilijke ondervraging wiskunde, het ging niet meer over meetkundige vormen, maar toch had ze met 3 op 10 een dikke buis. Toen ze naar huis ging kwam ze die jongen tegen, ze liet die ondervraging zien en ze zei dat ze bang was van de reactie van haar moeder en dat het haar zeker twee zondagen straf zou opleveren. Ze legden zich daar neer in het hooi omdat hij die ondervraging eens deftig wilde bekijken en om te zien wat er verkeerd was gegaan. Zo’n moeilijke ondervraging uitpuzzelen en de oplossing bedenken, dat staat ongeveer gelijk met een naald in een hooiberg vinden en iedereen zegt dat je geluk moet hebben om een naald in een hooiberg te vinden. Hij was een slimme kerel en hij zag dadelijk de oplossing, hij had zich in dat hooi laten vallen, hij vond die naald dan ook direct omdat die in zijn rug stak, wel een centimeter diep, Agnes heeft ze er nog moeten uithalen en hij vond dat dus helemaal geen geluk om op die manier zo’n naald te vinden. Die jongen vond ook dat Agnes gewoon naar huis moest gaan en eerlijk moest zijn. Ze moest gewoon zeggen dat ze een dikke buis had, dat ze niet genoeg geleerd had, dat het echt een heel moeilijke ondervraging was, dat hij die had bekeken en dat ook vond, maar dat hij haar zou komen helpen voor het examen, dus dat er eigenlijk niet zoveel problemen waren. De straf zou dan waarschijnlijk nog wel meevallen.

Zo gingen ze beiden naar hun huis, waar hun moeders al wachtten met de soep en de patatten, en Agnes vertelde over die ondervraging, dat ze te weinig had gestudeerd, 3 op 10, en over die jongen en dat hooi, en haar moeder leek blij, tegen al haar verwachtingen in, want die dacht: eindelijk, maar dat is toch rap, een uur later kan ze toch nog niet weten dat ze in verwachting is of niet?. Maar toen Agnes dan voort vertelde over de oplossing van die wiskunde die ze in dat hooi hadden gevonden, over die naald, en zegde dat hij haar wel zou komen helpen en dat er dus geen probleem was voor het examen, was haar moeder ineens boos en dan kreeg ze toch twee zondagen straf aan haar been. Die jongen had thuis ook verteld over Agnes en terloops over dat hooi, zijn moeder leek ook blij, daarna over die wiskunde en de oplossing en die naald, en ze werd toen ook boos.

Mochten ze nu allebei gezegd hebben dat ze in het hooi hadden gelegen en dat ze “het” gedaan hadden, dan zouden die twee moeders blij geweest zijn zonder het te laten merken, omdat het toch zo een mooi koppel zou zijn, en na het eten zou de moeder van Agnes gezegd hebben: kijk, het is toch nog twee weken blok, ik heb je valies klaargemaakt en er ook dat nieuw sexy badpak ingestoken, het is daar toch lekker warm, en hier is 1.000 frank, ga met die jongen een paar dagen naar een klein hotelletje aan de kust, dan kunnen jullie eens uitwaaien en rustig over de toekomst praten, weet je wat, ga ineens tot bij die jongen en ga vragen of het goed is.

En de moeder van die jongen zou na het eten gezegd hebben: kijk, het is toch nog twee weken blok, ik heb je valies klaargemaakt en er ook die dikke trui ingestoken, want het kan daar ’s avonds nog koud zijn, en hier is 1.000 frank, ga met Agnes een paar dagen naar een klein hotelletje in de Ardennen, dan kunnen jullie eens in de bossen gaan wandelen en rustig over de toekomst praten, weet je wat, ga ineens tot bij Agnes en ga vragen of het goed is.

En Agnes zou naar die jongen gaan en die jongen naar Agnes, en na nog wat heen-en-weergeloop zouden ze mekaar opnieuw wel vinden in dat hooi, waar ze dan konden overleggen of Agnes nu met een nieuw sexy badpak zou gaan wandelen in de Ardense bossen, of dat hij met zijn dikke trui op het warme strand zou gaan zitten, en ze zouden “het” nog eens doen, gewoon om te zien of het nog zo plezant was als daarstraks.

Maar ze hadden “het” niet gedaan en daarom waren de twee moeders boos, omdat hun plan van dat mooie koppel maar niet wilde lukken, dus ze zochten mekaar op om een gepaste oplossing te zoeken.

telloorlekker
Lid geworden op: 26 nov 2002, 17:46

16 aug 2004, 16:53

Hermano... als eenieder van ons nu eens een forum opstartte met z'n "eigen" nickname ? Zou dat niet interressanter zijn ? Zandmannetje startte destijds Kolder deel I, na zijn ensikliek kwam Kwezel aandraven met uitgave nr 2, en nu jij door de bomen het bos niet meer ziet wil jij zowaar deze kolder aan jou naam kleven...
Van verwarring gesproken... Ik denk er net aan een forumonderdeel alleen aan mijn verwarrende geest toe te schrijven, benieuwd wie daarop zou komen "kolderen" ?

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

17 aug 2004, 12:05

Een lerares wiskunde kan jonge meisjes toch verschrikkelijke dingen aandoen, en dat allemaal omdat de man van die lerares ook geen pruimenconfituur lustte!

Dat zit eigenlijk zo. In het lager onderwijs hadden wij ook al wiskunde, al heette het toen nog rekenen, we leerden optellen, aftrekken, de tafels van vermenigvuldiging, delen, breuken, en in het vierde leerjaar ook de regel van drie. Toen we dat allemaal kenden, waren we in feite volleerd in wiskunde, daarmee konden we al een leven lang voort, want wat we later nog hebben bijgeleerd werd toch nooit meer gebruikt, behalve dan door leraressen wiskunde en door ingenieurs. We beseften toen nog niet dat we alles al kenden, niemand heeft het ons dat trouwens verteld, ik ben nog nooit naar de ruimte geweest, dus moest ik daar ook niets gaan meten en ruimtemeetkunde heb ik dan ook niet meer nodig gehad. Wie heeft er nu ooit nog een differentiaal berekend van zijn rekening van de Aldi of de Delhaize of een integraal van zijn tuin? Die probabiliteit is heel klein! Met de regel van drie wisten we dus alles wat we moesten weten, dat was het sluitstuk.

Zelfs die regel van drie en die vraagstukken vond ik toen maar een eigenaardig iets dat tegen alle logica en zelfs tegen het leven zelf inging. Zo kregen we een vraagstuk over appelen.
“Een appel van 160 gram kost 2 frank. Hoeveel kosten twee kilo appelen?”
Wat kon mij dat eigenlijk schelen, want het was warm en ik wilde eigenlijk wel zo’n frisse appel van 160 gram, ik had toch maar 2 frank, maar het antwoord had moeten zijn 25 frank.

“Een bokaal aardbeienconfituur van 500 gram kost 14 frank, een bokaal pruimenconfituur van 400 gram kost 10 frank. Welke koop je?”
Aardbeienconfituur natuurlijk, want pruimenconfituur lust ik niet en bovendien was die pot kleiner. Weer fout, want volgens de onderwijzer kostte die pruimenconfituur maar 25 frank per kilo, en de aardbeien waren duurder, wel 28 frank per kilo, dus moesten we maar pruimenconfituur eten.

Wij kenden de regel van drie, maar een lerares wiskunde heeft later zelfs nog universiteit gedaan in wiskunde en zij kent vermoedelijk zelfs de regel van dertig en nog meer. Die lerares van Agnes paste de principes toe die ze geleerd had, ook de regel van drie, en op 8 juni, de dag voor die ondervraging had ze dus twee kilo appelen gekocht en twee bokalen pruimenconfituur, omdat die goedkoper waren. Op 9 juni ’s morgens stond zo’n pot pruimenconfituur op de ontbijttafel en haar man vroeg: “Is er geen aardbeienconfituur, want ik lust geen pruimen”, net zoals ik dus. Zij legde dat uit, dat van die regel van drie, dat de pruimenconfituur goedkoper was en dat zij gewoon de principes had toegepast, maar hij had daar geen oren naar en het eindigde in een vlammende ruzie. Hij at dan maar één appel op van 160 gram (twee frank) en hij vertrok naar zijn werk.

Kwaad trok zij naar school en het gevolg was dat de klas van Agnes direct een ondervraging kreeg, een moeilijke ondervraging, zelfs een aartsmoeilijke ondervraging met het gevolg dat jullie al kennen: 3 op 10 en het hooi in. Die leraressen wiskunde weten echt niet wat ze jonge mensen aandoen, ze joeg die meisjes de gordijnen in met haar ondervraging, maar wat als er een gordijn scheurt en er een meisje naar beneden dondert? Ze joeg hen de bomen in, maar wat als er een tak afbreekt waarop zo’n meisje zit? Ze joeg hen het hooi in om daar een naald in een hooiberg te gaan zoeken, maar wat als ze die naald niet kunnen vinden, en dan maar ter afwisseling iets anders doen, “het” doen? En als er dan gevolgen van komen, wat zou die lerares dan hebben gezegd tegen Agnes, als ze haar uit eerlijke schaamte ging bezoeken 9 maanden na die ondervraging, op 11 maart van het volgende jaar, in het moederhuis? “Proficiat Agnes, en ik heb een cadeautje bij voor de kleine, een bokaal pruimenconfituur”, die was uiteindelijk blijven staan omdat haar man die eerste begonnen bokaal niet eens wilde opeten. “En voor jou heb ik fruit meegebracht, hier 1 kg en 840 gram appelen”, dat was het overschot van die twee kilo waarvan haar man 1 appel van 160 gram voor twee frank had opgegeten.

Gelukkig is het voor Agnes en voor die jongen zo niet afgelopen, omdat ze onmiddellijk die naald hadden gevonden, ze hadden meer geluk dan Juleke en Fientje, ook twee kameraden van hen, ik kende die trouwens ook, en zonder nadenken hadden die twee “het” wel gedaan. Natuurlijk deden ze “het” zonder nadenken, je moet daar niet eens bij nadenken en mochten ze nagedacht hebben dan zouden ze “het” waarschijnlijk niet gedaan hebben.

Fientje bleek nadien in verwachting te zijn, thuis waren ze al op de hoogte en “Negen maanden blij” dat bleek ook maar een fabeltje te zijn, want ze waren thuis niet eens blij. Zij vond dat het nu toch wel tijd werd dat Juleke het ook thuis zou vertellen, niet bij haar thuis natuurlijk want die wisten het al, nee bij hem thuis, misschien eerst aan zijn moeder, alhoewel … zijn moeder was geen gemakkelijke, zeker niet als je met dokter Spock afkomt en ze opeens grootmoeder gaat worden. Hij was bang, maar hij wist dat het onvermijdelijk was, dus hij raapte al zijn moed bijeen en wilde door de zure appel heen bijten (160 gram, 2 frank).

Hij kwam thuis en zei “Moeder, ik moet je iets vertellen over Fientje”.
“Fientje …, welk Fientje?”
“Je weet wel, Fientje, het nichtje van Karolientje van de beenhouwer”.
“Oh dat Fientje” maar ze zei dat op zo’n afkeurende en misprijzende toon, dat hij had willen reageren, maar hij was een verstandige jongen en hij zei niets, want het moeilijkste moest natuurlijk nog komen.
“Fientje is in verwachting, moeder”.
Moeder snoof en zei: “Dat verwondert mij niets, die liep altijd achter alles aan dat een broek aanhad”.
Dat ging toch ver, en weer wilde hij reageren, hij wilde zeggen dat het niet waar was, hij had dat nooit gezien en trouwens, zolang hij zijn broek aanhad liep Fientje niet achter hem, gewoonlijk liep ze voor hem en hij moest er achter lopen, en het was maar toen hij zijn broek niet meer aanhad dat ze afkwam met het gekende gevolg. Nu zou zijn moeder toch niet durven beweren dat ze achter alles liep dat geen broek aanhad zeker? Maar opnieuw koos hij de verstandigste oplossing, en hij zweeg.
“En van wie is het?”
Lap, daar had je het, nu moest hij met zijn verhaal voor de pinnen komen, maar hij meende al van die beginnende onweerswolken te zien op haar gezicht, er groeide blijkbaar onbewust en zonder dat er over gesproken was een vaag vermoeden …
Hij: “Van wie … awel …”
“Van wie is het?”
Herhaalde vraag van moeder, een beetje ongedurig omdat het antwoord zo lang uitbleef en omdat dat vaag gevoel van daarjuist sterker werd, ze wilde duidelijk horen: van Jef of van Frans of van gelijk wie, dan zou ze zich beter voelen. De onweerswolken trokken nu duidelijk samen op haar gezicht, de barometer draaide al naar storm en hij was nog altijd zijn moed aan het bijeenrapen, die in zijn schoenen was gezonken, en hij had zijn schoenen uitgetrokken toen hij binnengekomen was, die stonden in de kast in de gang. Hij kon toch moeilijk zeggen dat hij nog eerst even naar zijn schoenen moest, dus flapte hij het er maar uit, ogen dicht en verstand op nul: “Van mij”.
“Wablief?”
Hij dacht dat ze hem niet goed had verstaan en om verder onheil te voorkomen, het kwaad was nu toch geschied, eigenlijk was het kwaad al 2 maanden voordien geschied, herhaalde hij: “Van mij”.
Ze vloekte, en dat deed ze niet dikwijls, alleen maar als ze heel kwaad was, die storm zag er nu toch meer uit lijk een orkaan, en ze zei: “Hoe heb je dat kunnen doen, hoe kun je nu toch zo stom zijn?”
Dat waren twee vragen tegelijk en nu wist hij niet goed welke van de twee hij eerst moest beantwoorden. De tweede vraag “hoe kun je nu toch zo stom zijn” was eigenlijk de gemakkelijkste, omdat hij daar kon op antwoorden dat het juiste woord eigenlijk “dom” moest zijn, want “stom” is iemand die niet kan praten, nu 2 maanden geleden hadden ze zelfs niet veel gepraat, ze hadden “het” gewoon gedaan, zonder praten, maar dat kon zijn moeder toch niet weten, en hij kon ook nog aanvoeren dat hij niet echt dom was, want hij had tenslotte nog 71 % op school.
Die eerste vraag “hoe heb je dat kunnen doen” begreep hij helemaal niet, hij was toch geboren en zijn twee zusters, dus kon het toch de bedoeling niet zijn dat hij moeder moest gaan uitleggen hoe je “het” moest doen, dat wist ze toch zelf wel zeker? Omdat de orkaan nu in volle kracht woedde, hij zag dat zijn moeder al in een grote plas stond van de hevige neerslag, zweeg hij maar weer, en waarschijnlijk zou ze dan wel weer een vraag stellen, die hij misschien wel kon beantwoorden.
Gelukkig voor hem kwam op dat ogenblik zijn vader binnen en die kreeg direct het heuglijke nieuws te horen, zelf niet eerst een goedendag: “Weet je wat je zoon nu heeft uitgespookt, hij heeft Fientje zwanger gemaakt”. Vraag en antwoord tegelijk dus, dacht Juleke, het was dus blijkbaar geen quizprogramma.
Vader schrok, hij had nooit een hoge pet opgehad van zijn zoon, hij droeg zijn eigen pet en niet die van zijn zoon en eigenlijk was hij dan toch wel een beetje fier en hij zei: “allé, dan kan hij toch iets; en nu?” want hij was een praktisch man die alleen maar vooruit dacht.

Juleke is dan met Fientje getrouwd, de kleine is geboren en als ik het goed heb zijn ze zelfs nog altijd samen, maar ze zijn dan niet mee naar Griekenland geweest, waar Agnes en die jongen uiteindelijk naar toe gestuurd werden, als een soort laatste redmiddel omdat het toch zo een mooi koppel zou zijn.

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

17 aug 2004, 16:18

Wij waren allemaal maar van een buitengemeente, dus we gingen naar een katholieke school in de stad, natuurlijk gingen de meisjes naar een aparte school van de nonnetjes. Het was toen nog de tijd dat jongens tot hun achttiende in bescherming werden genomen, de Belgische grondwet met de scheiding der machten werd nog gerespecteerd, wij bleven tot dan gescheiden van de macht die later ons leven zou bepalen. Die beide scholen waren toch wel hun tijd ver vooruit, omdat er in de grote vakantie een reis voorzien was naar Griekenland, laatstejaars van beide scholen dan nog, jongens en meisjes van 17-18 jaar samen! De reden voor die gemeenschappelijke organisatie was misschien heel simpel: de lerares wiskunde van Agnes was getrouwd met onze leraar Latijn, want anders had ik niet kunnen weten dat hij geen pruimenconfituur lustte natuurlijk. Eigenlijk behandelden die scholen jonge mensen als volwassenen, wat ze de vorige jaren trouwens ook al hadden gedaan, en dan gaat iedereen zich ook zo gedragen. Natuurlijk gingen er wel zeven leraars en leraressen mee, dat spreekt vanzelf, waaronder dus het voornoemde koppel, maar het was tenslotte toch een risico, want uiteindelijk waren we al afgestudeerd en in het bezit van ons diploma hoger middelbaar, klaar om het leven of de verdere studies aan te vatten.

De moeders van Agnes en van die jongen hadden lang overlegd wat ze nu eigenlijk nog konden doen, dit leek dus de oplossing: goesting of niet, allebei mee naar Griekenland voor een rondreis van 3 weken en als er dan nog niets van kwam, tja, dan wisten ze het ook niet meer. Ik ben ook mee geweest en we vertrokken met het vliegtuig van uit Zaventem, ieder moest maar zien dat hij of zij daar op eigen kracht geraakte: afspraak om 9.00 uur in de vertrekhal.

Mijn moeder kreeg het altijd klaar dat ik op tijd de deur uit was, als ik een trein moest halen dan moest ik mij maar een klein beetje haasten en dan zou ik gemakkelijk de vorige trein van 20 minuten vroeger nog kunnen hebben. Zij noemde dat “op tijd zijn” dus ik stond daar weeral “goed op tijd”, één van de eersten zoals gewoonlijk. Een leraar was al ter plaatse, waarschijnlijk had die ook zo’n moeder, en het voordeel is dan wel dat je de valies al kwijt bent en dat je de anderen één voor één ziet binnenkomen, jongens zowel als meisjes, maar de meeste daarvan kenden we natuurlijk niet.

Naargelang er meer jonge gasten toekwamen viel het verschil op tussen jongens en meisjes van die leeftijd. De meisjes troepten samen in groepjes, kopjes naar beneden, je kon duidelijk zien dat er gegiecheld en geroddeld werd, over ons natuurlijk, over wie anders? Regelmatig gingen alle kopjes tegelijk omhoog, één van ons werd dan gefixeerd, die werd rood, de kopjes gingen terug naar beneden en weer dat gegiechel. Zo ging elk van ons in al die verschillende groepjes over de tong, niet letterlijk natuurlijk, we werden niet afgelikt, maar toch, en omdat er een viertal groepjes waren moesten we elk om beurt dus vier keer rood worden.

De jongens stonden rustig in praatgroepen bij mekaar, in discussiegroepen is misschien een beter woord, wij roddelden en giechelden niet maar wij wisselden informatie uit over de meisjes die mee waren, die toevallig uit onze gemeente waren en die iemand van ons kende.
Zo kwam er ineens een knappe verschijning binnen, sportief gekleed en ze zeulde haar valies mee naar de incheckbalie zoals wij allemaal al gedaan hadden. Ik schatte dat meisje nogal sportief in, door gewoon naar iemand te kijken ook als ze geen valies meedroeg, kun je soms afleiden of ze sport doet en zelfs welke sport. Iemand uit onze groep deelde zijn informatie mee zoals wij allemaal hadden gedaan, hij zei dat ze Karen heette, dat ze ook uit Bonheiden kwam en dat de helft van Bonheiden achter haar liep. Dat laatste verraste mij, want ik had haar ingeschat voor fietsen en voor volleybal, maar lopen, daar had ik niet aan gedacht. Het was eigenlijk maar een halve gok, want waarschijnlijk fietste ze alle dagen van Bonheiden naar de stad, en volleybal is ook heel normaal voor een meisjesschool.

Dat de helft van Bonheiden achter haar liep, dat heeft wel verschillende gevolgen. Het is een bewijs dat Bonheiden toen een heel sportieve gemeente was, want welke gemeente kan er nu zeggen dat de helft van zijn inwoners loopt? Het vertelt bovendien heel veel over Karen zelf, want als je in zo’n sportieve gemeente woont, waar de helft aan lopen doet, en je kan er voor zorgen dat die helft achter jou loopt, dan betekent dat toch dat je sneller loopt dan die helft, dus dat je de beste loopster van Bonheiden bent. Met zo’n meisje kun je gerust thuis komen natuurlijk, en dan kun je zeggen: “vader, moeder, dat is Karen, ze loopt beter dan de helft van Bonheiden”, je kunt dan goedkeurende blikken verwachten omdat je met zo een buit bent thuisgekomen.

Als een meisje minder sportief is of helemaal niet sportief, slecht loopt met andere woorden, dan riskeer je dat de mensen zeggen: “Ze heeft achter de helft van Bonheiden gelopen” en tenslotte is er niets mis met dat meisje, ze is gewoon niet sportief en alleen maar daarom was ze de laatste en liep dus achter alle anderen aan, maar als je daarmee thuis komt, en je zegt: “vader, moeder, dit is Jeanneke, ze heeft achter de helft van Bonheiden gelopen”, dan riskeer je afkeurende blikken met je jachtbuit, zoals een kat die zijn nog levende muis op het tapijt komt laten zien en misschien vlieg jij er zelf ook mee buiten, zoals die kat met haar muis. Zoals je nog weet zat Juleke in die situatie met zijn Fientje waarvan hetzelfde werd gezegd. Dan ben je nog beter met een gewone middenmoter, waarvan je dan kunt zeggen dat ze verloren liep temidden de helft van Bonheiden. Thuis zullen ze misschien ook niet begrijpen hoe een meisje uit Bonheiden nu in godsnaam in de helft van Bonheiden verloren kan lopen, omdat die gemeente nu toch zo groot niet is, maar verder zal daar weinig aandacht aan besteed worden.

Die jongen, om wie het eigenlijk allemaal begonnen is, stond ook in onze discussiegroep en Karen was hem duidelijk ook opgevallen van zodra ze binnen kwam. Je zou kunnen zeggen dat hij onmiddellijk voor haar viel, maar dat is flauwekul want hij viel helemaal niet, in het dialect is dat trouwens nog meer absurd, dan zou je moeten zeggen: “hij viel op haar” wat ook niet waar was, in de luchthaven van Zaventem kan er dat dan nog mee door, maar als zoiets over een koppel wordt gezegd dat op een verlaten strand wandelt, dan denk je natuurlijk weer onmiddellijk aan iets anders.

Hij stond daar maar naar haar te staren, maar let op: hij kende dat toneelstuk van Agnes, het was tenslotte zijn kameraad, en daarom gebruikte hij geen lijdend voorwerp maar wel het meewerkend voorwerp “naar haar”, wat veel gemakkelijker is als het om een lief gaat, het gaat tenslotte allemaal veel beter als je lief meewerkt. Karen was ook een vriendin van Agnes, dus zij was ook op de hoogte, en zij wierp een blik naar hem, weer een meewerkend voorwerp. Die jongen was een beetje verlegen en hij schaamde zich omdat hij geen blik bij zich had, dan had hij onmiddellijk kunnen terugwerpen en zeg nu zelf: “Zij wierp een blik naar hem, en hij gooide een flesje water terug”??? Hij kon alleen maar naar haar blijven kijken, in de hoop dat zij zou begrijpen dat hij haar wel zag zitten, wat misschien veel gevraagd was omdat ze daar stond zoals al de anderen.

Zelf was hij ook heel sportief, dus het feit dat de helft van Bonheiden achter haar liep liet hem eigenlijk onberoerd, hij liep de honderd meter rond 11.3 seconden en de kilometer in 3 minuten 10, wereldkampioenen in lopen woonden er niet in Bonheiden voor zover hij wist, dus hij had wel een serieuze kans om die helft van Bonheiden te verslaan. Hij zag zichzelf al als winnaar van die loopwedstrijd en dan zou hij op het hoogste trapje staan en de burgemeester van Bonheiden zou dan komen met Karen in zijn armen, die dan rond zijn nek zou worden gehangen als een medaille, of misschien kreeg hij die dan wel in zijn handen gelegd als een trofee die wordt uitgereikt, daar had hij nog niet bij stil gestaan. Tijdens een loopwedstrijd is het trouwens niet aan te raden om bij zo iets stil te staan, want dan verlies je tijd en je riskeert zelfs om de eerste plaats te verliezen en dan krijgt iemand anders jouw trofee. Achteraf was er nog tijd genoeg om daar bij stil te staan, voortlopen is het enige wat je op dat moment kunt doen.

Het was ondertussen bijna 10.00 uur, iedereen van de groep was er, alle bagage was afgegeven, iedereen was ingeboekt en we waren dus weg via de grenscontrole naar de taksvrije zone en dan naar ons vliegtuig. Door die aanwezigheid van Karen zag het er echter niet goed uit voor het perverse plan van die twee moeders.

hermano
Lid geworden op: 17 mei 2004, 21:11
Locatie: Aangespoelde

17 aug 2004, 16:27

In Griekenland hebben we een mooie tijd gehad, behalve die jongen dan die blijkbaar in Zaventem een ernstige ziekte had opgelopen. Hij wist blijkbaar niet waar hij het had, zijn eetlust was verdwenen, hij sliep slecht, droomde nare dromen, had last van buikpijn, was neerslachtig en dan weer euforisch, zijn zicht was totaal vertroebeld. Wij zagen het Parthenon, hij zag Karen voor het Parthenon, wij zagen de tempel van Pallas Athena, hij zag Karen voor die tempel, wij zagen de Leeuwenpoort in Mykene, hij zag Karen onder die Leeuwenpoort en zo ging dat maar door, maar hij had de moed niet om de eerste stap te zetten, om haar te laten blijken dat hij zich aan haar interesseerde en om zich tot haar te wenden (meewerkende voorwerpen aub, ik kan niet zeggen: om haar aan te spreken, er hebben al genoeg voorwerpen geleden). Dat duurde zo heel de rondreis, waarbij er trouwens weinig tijd was om ons bezig te houden met meisjes, omdat we bijna alle dagen elders zaten, uit bed, bus op en verder. Slapen deden we niet in hotels, dat zou te duur uitgevallen zijn, maar in jeugdherbergen, bungalows of eerder barakken, en bovendien zaten we toen ook met een hittegolf opgescheept, alle dagen 40° en meer, dus dikwijls sliepen we gewoon buiten.

Agnes hield zich merkwaardig kalm en gedeisd, ze durfde haar toneelstukjes daar blijkbaar niet opvoeren omdat er een leraar mee was die in haar straat woonde, en ze vreesde dat het nieuws eerder thuis zou zijn dan zijzelf. En dan was er ook nog die kameraad van mij, Roger, en ik had de indruk dat zij toch dikwijls in zijn geburen rondhing, zo heel toevallig, en ik had ook de indruk dat de tijd van toneelspelen voor haar voorbij was, voorlopig toch, dat hij niet eens de rol van “de stoere jager” moest of wilde spelen alhoewel zij wel alle moeite deed om haar beste kwaliteiten als “wild” te doen opmerken. Ze besefte het nog niet, maar ze had prijs, hij besefte het ook nog niet en hij liep daar nog rond in de gelukzalige gedachte van die beer en zijn pels, maar toch was hij al verkocht, want als een meisje op jacht gaat … Ce que femme veut, Dieu le veut, nietwaar.

De laatste vier dagen was de rondreis afgelopen en verbleven we aan een kiezelstrand, weer in barakken, op een tamelijk groot domein. Nu ja domein, meer een woest of toch verwilderd gebied met hoog opgeschoten dor gras, hellingen, rotsachtig, met nauwelijks begaanbare paden, maar rustig, met een strand en de zee en meer hebben jonge gasten toch niet nodig. Daar gebeurde het dan toch eindelijk voor die jongen, zijn droom zou dan toch in vervulling gaan alhoewel hij nog altijd niets tegen haar had durven zeggen. Hij had sportkledij aan, korte broek, sportschoenen, en hij ging zoals altijd een toertje lopen en ditmaal langs barak nr. 5, puur toeval en zonder enige bijbedoeling natuurlijk, en dan zo omhoog via die lange helling tot helemaal boven, bij die grote rots, waar hij even ging zitten. Even toevallig wandelde Karen ook tot daar en ineens stond ze daar, tegen die rots geleund, en ze zei vriendelijk goedendag en “dat is nu ook toeval, ik dacht dat ik hier alleen zou zijn”. Hij wist dat hij nu iets moest zeggen, dat dit het moment was en hij zei “Dag”, om één of andere reden kon hij niets anders bedenken, zijn verstand was op hol geslagen en zijn stem stokte in zijn keel. Zijn hersens draaiden op volle kracht om nog iets te bedenken, liefst iets dat indruk zou maken op haar (consequent blijven: meewerkend voorwerp), maar hij kon echt niets bedenken en hij kon toch niet opnieuw “dag” zeggen, want dat zou de indruk kunnen geven dat hij weg was.

Hij kon alleen nog naar haar kijken, hoe zij daar tegen die rots leunde, dat was het mooiste dat hij in heel Griekenland had gezien, maar hij had nog altijd een probleem, de seconden verstreken en misschien de minuten ook wel en hij kon alleen maar bedenken dat er een prachtig lief meisje bij die rots stond. Voor hem klonk die zin niet goed, want eigenlijk wilde hij dat zijn prachtig lief bij die rots stond, maar hij wist helemaal niet hoe hij daaraan moest beginnen. Taalkundig kun je zeggen: neem “meisje” weg die zin en dan heeft hij bijna wat hij wilde namelijk “een prachtig lief stond bij die rots”, en daar moest hij dan nog alleen maar zijn lief van maken, wat niet zo moeilijk kon zijn. Maar als je “meisje” wegneemt uit die zin dan staat er helemaal niets meer bij die rots, en dat was zeker niet zijn bedoeling. Het was het noodlot natuurlijk, Griekenland zat toen nog vol mythologie dus ook vol noodlot, maar hij besefte niet dat hij daar stond met de verkeerde informatie, op het verkeerde tijdstip, op de verkeerde plaats, in de verkeerde kledij, in het verkeerde land. Natuurlijk heeft dat gevolgen.

Hij stond daar met de verkeerde informatie.
Hoe sprak je een meisje aan? Als je haar hand vasthoudt of je kust haar, kan ze dan in verwachting geraken? Het zou eerlijker zijn om te zeggen dat hij daar stond zonder enige informatie over meisjes, hij wist precies zoveel als ik toen, niets dus. Hij kende ook de richtlijnen van onze moeder de heilige kerk, en vermits daaruit niets te leren viel over een lief, zochten zijn hersenen koortsachtig naar andere kennis. De school misschien? Vijfde middelbaar, biologie, deel de Mens? Handboek blz. 85 de man, met een doorsnede en blz. 86 de vrouw, ook doorgesneden, allebei met een afbeelding dus. Hier stond hij echter met een prachtexemplaar dat zelfs niet doorgesneden was. Bladzijde 87 de voortplanting, het mannelijk lid wordt ingevoerd in de schede, waar de zaadlozing plaatsvindt. Het zaadje bevrucht de eicel, die afdaalt in de baarmoeder. Nergens een woord over hoe je aan een lief geraakt, bovendien was het ook al een jaar geleden, hij had op biologie toen maar 68% dus als kennis kon dat zeker tellen en als je uit dat handboek had moeten leren hoe je “het” moest doen, wel veel geluk dan. De ouders? Geen woord over meisjes, nooit over gesproken alsof die zelfs niet bestonden, zij hadden hun plan moeten trekken en het allemaal zelf moeten uitzoeken, wel wij moesten dat dan ook maar kunnen en oudere broers of zusters waarvan hij misschien iets had kunnen opvangen had hij niet.

Ooit had hij eens een documentaire gezien op TV, over een wijfjesluipaard dat daar ging liggen op de grond, dat klauwde naar het mannetje, heel dreigend maar ze zorgde er wel voor dat ze hem niet raakte, zo dreigend moest het nu ook weer niet zijn. Die mannetjesluipaard begon dan cirkels rond haar te draaien, telkens maar rond tot zij uiteindelijk stopte met grollen en klauwen en toegaf. Misschien kon hij ook rond Karen beginnen draaien, misschien had ze die documentaire ook wel gezien? Ze maakte het hem wel heel moeilijk omdat ze tegen die rots leunde en niet in het midden ging liggen zodat hij rond haar zou kunnen draaien. Als hij nu rond haar en die rots zou gaan draaien, misschien begreep ze het toch, maar het was niet mogelijk omdat de achterkant van die rots 10 meter dieper lag, je kon daar gewoon niet rond draaien en hij kon toch ook geen toertjes gaan lopen rond haar en die rots, want naar beneden, dat steil pad af, achter dat bosje door, zo terug langs barak nr. 5 en langs de andere kunt terug die helling op, dat was toch een dikke vier minuten, en bij de tweede doortocht was ze misschien al weg omdat ze het niet begrepen had dus hij zat hopeloos vast.

Hij stond daar op het verkeerde tijdstip.
Karen was een heel geduldig meisje, ze wachtte nu al van in Zaventem toen ze een blik naar hem had geworpen en van Agnes had ze toen in dat roddelgroepje en ook daarna alleen maar goede dingen gehoord over die jongen, ze had nu al veertien dagen geduld gehad in Griekenland zelf, maar er gebeurde niets. Ineens was ze het beu, haar geduld was op, want hij had tenslotte alleen nog maar “dag” tegen haar gezegd en de seconden gingen voorbij. Je kunt haar eigenlijk best omschrijven als een zachtaardige ree, met van die prachtige grote lieve ogen, maar ineens zag hij haar veranderen in een woeste poema, zo maar zonder aanleiding.

Jonge poema’s leren op school blijkbaar ook de tijgersprong, wat eigenaardig is natuurlijk, je zou eerder verwachten dat ze de poemasprong leren, maar met een krachtige tijgersprong hing ze ineens aan zijn nek en hij werd gekust. “Hij werd gekust” is de beste omschrijving om te zeggen wat er gebeurde, want “zij kuste hem” drukt dat veel minder goed uit. “Zij” is wel degelijk het onderwerp, zij nam het initiatief, taalkundig is dat wel juist. “kuste” zou dan het werkwoord zijn, wel ze werkte inderdaad, je kunt zelfs zeggen zonder overdrijving dat ze zwoegde. “hem” zou dan het lijdend voorwerp zijn, maar daar zit nu precies de fout. Een lijdend voorwerp is teveel gezegd, dat zou de indruk wekken dat hij daar nog iets stond te doen, wat niet waar was, hij moest daar gewoon maar staan, de rest deed zij wel. Bovendien was hij geen lijdend voorwerp, hij leed niet omdat ze hem kuste, integendeel zelfs, hij genoot ervan, maar een genietend voorwerp kennen we niet in onze taal. “Hij werd gekust” benadert dus veel beter de werkelijkheid van dat ogenblik.

Terwijl hij daar zo stond gekust te worden dacht hij terug aan Agnes en haar lijdende voorwerpen, hij dacht er aan dat hij dat altijd zorgvuldig vermeden had, ineens kreeg hij zijn verstand terug en veranderde in een meewerkend voorwerp, hij begon mee te kussen en dat was nog veel aangenamer dan alleen maar gekust worden, Karen vond dat trouwens ook en ook zij begon nog harder te werken.

Hij stond daar op de verkeerde plaats.
Hij was een goede loper, maar zelfs een atleet loop de 100 meter niet meer in 11.5 met een woeste poema rond zijn nek en trouwens na die 100 meter hangt die er nog altijd aan, die laat zijn prooi zomaar niet los als ze die eenmaal te pakken heeft gekregen. Mochten ze nu temidden van hun kameraden hebben gestaan, bij de barakken, op het strand, gelijk waar er nog andere mensen waren, dan was het natuurlijk zo niet verlopen. Dan zou hij met Karen misschien toch na verloop van tijd een gesprek hebben aangegaan en dan had hij uiteindelijk toch een intelligente vraag gesteld, zo van “en hoe is het in Griekenland?” of iets in die aard. Hij zou haar toch niet kunnen vragen hebben hoe ze heette of van waar ze was, want dat wist hij al, maar ze stonden daar nu eenmaal alleen, allé met twee, en die rots natuurlijk maar die stond daar allang. Anders zou het allemaal niet gebeurd zijn.

Hij stond daar in de verkeerde kledij in het verkeerde land.
Hij was tenslotte op jacht, dus in feite had hij daar moeten staan in jagersuitrusting met een hoedje op, met een pluim, maar die poema had hem zijn initiatiefrecht afgepakt, zijn jachtrecht, en in plaats van jager was hij nu prooi geworden. Hij stond daar echter licht gekleed, in sportkledij, met sportschoenen, en dat is niet geschikt als bescherming tegen een wilde poema. Nu dacht hij natuurlijk nog altijd aan die loopwedstrijd, daarom was hij feitelijk in sportkledij, hij besefte ook wel dat het zeer moeilijk zou zijn om dat in Griekenland te organiseren, omdat de helft van Bonheiden nu eenmaal niet in Griekenland was en ook omdat de burgemeester van Bonheiden, die Karen als medaille rond zijn nek had moeten hangen of haar overhandigen als trofee, wel omdat die was waar hij thuishoorde namelijk in Bonheiden en niet in Griekenland. Wie zou er dan moeten instaan voor de ceremonie protocollaire? Gelukkig besefte Karen ook zo wel dat hij een goede loper was en dat hij ongetwijfeld toch zou winnen, dus had ze besloten om die wedstrijd maar ineens af te gelasten, ook zij wist dat de burgemeester van Bonheiden daar niet aanwezig was en daarom was ze zelf maar rond zijn nek gevlogen, als gouden medaille, en hij had het dan toch begrepen.

Waarom hadden die scholen nu een reis gepland van 3 weken naar Griekenland, waar het gloeiend heet was zodat je daar enkel in lichte kledij kon rondlopen. Waarom eigenlijk geen daguitstap naar het kasteel van Bouillon, het is daar ook mooi en daar vind je al het nodige gerief om je te beschermen tegen wilde dieren, inclusief een woeste wijfsjespoema. Wat je nodig hebt is eigenlijk zo een harnas van Godfried met helm en maliënkolder. Geen enkele wijfjespoema ter wereld krijgt dat zo maar uit als dat allemaal goed is aangevezen, maar nee, het moest Griekenland zijn, waar je rondloopt nauwelijks gekleed en dat is voor die poema geen probleem, het is verbazingwekkend hoe handig een poema is in het uitkleden van een sportman. Ze hebben echter meer geluk gehad dan Juleke en Fientje, dat is alles.

De reis was voorbij, maar er was iets misgelopen met de terugvlucht zodat we met twee verschillende toestellen terug moesten, wat op zich niet eens erg was zeker niet omdat het voor ons met een splinternieuwe Boeing 707 gebeurde en die hadden we zelfs nog nooit gezien, zo nieuw waren die toen.

In Zaventem stonden de moeder van Agnes en van die jongen samen te wachten en ze verwachtten één koppel, maar ze zagen er twee komen en ze waren er toch even niet goed van. Ze zuchtten allebei: “en het zou toch zo een mooi koppel geweest zijn”.

Wat er verder met al die mensen is gebeurd weet ik niet, en nochtans zijn delen van dit verhaal echt gebeurd: dat van die twee scholen en die gezamenlijke reis naar Griekenland, er waren meisjes mee uit mijn gemeente en ook uit Bonheiden, maar hoe ze heetten weet ik zelfs niet meer, en al de rest is puur verzinsel van
Herman

telloorlekker
Lid geworden op: 26 nov 2002, 17:46

17 aug 2004, 18:15

Mooi, Hermano... jij hebt dat gevonden waar je gading kwijt kan. Niet éne die reageert op je overtollige teksten. Dacht je nu werkelijk dat ook ik die zou lezen ? Ik ben nog uitvinder, noch uitgever dus aan mij zul je die schriftuur niet kwijt kunnen. Toch zou ik je aanraden, vooraleer verder te gaan, even de diepe achtergrond van La Fonaines'kikker én os eens trachten te doorgronden. Een van beiden moet zich toch bezinnen.
Niets op tegen dat jij je eigen forumonderdeel ophemelt met eigen bevindingen, maar het moet toch frusterend werken zijn zonder toehoorders.
Ik heb me al neergelegd bij het feit als niemand reageert, mijn teksten toch niet gelezen worden...

TLL

ED.
Lid geworden op: 16 okt 2003, 19:20

17 aug 2004, 20:59

Niet reageren? Mogelijk, maar ik lees ze toch..en waarom niet? Goed, het zijn lange....., maar zeer goed geschreven teksten. Ik gun hermano zijn literaire ontboezemingen. Wanneer hij er zich goed bij voelt, dan zijn we allemaal gelukkig en er is plaats genoeg op het sen.net. :wink:

W T
Lid geworden op: 11 sep 2003, 20:26
Locatie: Vallei de zwarte beek

17 aug 2004, 21:05

:wink:

T'Stropke
Lid geworden op: 26 jul 2004, 08:52
Locatie: Gent

17 aug 2004, 21:48

Ik begrijp niet goed wat hier gaande is, maar ik moet zeggen Hermano dat ik je verzinsels, vermengd met waarheid, wel lees, en sorry TLL ik snap ergens je reactie niet, oké ik ben nog maar nieuw op deze forums en zal mede daarom de ganse context niet snappen, maar waarom zou er geen plaats zijn voor iedereen die zijn schrijfsels kwijt wil, gelijk ED schrijft, onodig daar zo pissig over te doen vind ik
'Als ik een zaak niet begrijp, is dat geen reden om te zeggen dat zij verkeerd is; het is veeleer een bewijs van mijn onwetendheid.'
- Cicero
Gast

17 aug 2004, 21:48

Dag Hermano,ik weet uit ervaring dat schrijven niet altijd van een leien dakje gaat. Soms denk je, waarom doe ik dat nog allemaal en voor wie eigenlijk. Maar een schrijver dat ben je in hart en nieren, doe maar gerust verder, we lezen wel allemaal mee. Laat Agneske maar haar avontuurkes beleven.

Telloorlekker, jongen toch, gun ieder diertje zijn of haar plezierke. Als je je pm open had gedaan dan had je geweten over wat het allemaal ging. Misschien een nieuwe bel installeren?
Laatst gewijzigd door Gast op 17 aug 2004, 21:49, 1 keer totaal gewijzigd.

Tillie
Lid geworden op: 28 jul 2004, 23:20
Locatie: Kempen

17 aug 2004, 21:54

het wordt nu wel moeilijk om alles bij te houden. Ik weet niet waar eerst kijken. Hallo TLL t is niet omdat er geen reactie komt op je schrijfsels dat ze niet gelezen of geapprecieerd worden. Ik doe mijn best. Maar t is ook nog goed weer en de schrijversfamilie breidt almaar uit. Daar zit zeker ergens nen nest van. :lol: :D
Zonder vrouwen gaat het niet, dat heeft zelfs God moeten toegeven.
Duse

mira
Moderator SeniorenNet
Lid geworden op: 15 aug 2004, 18:22
Locatie: Het Vlakke Land bij de Noordzee

17 aug 2004, 21:55

Leuk verhaal Hermano en oh zoveel herkenbare situaties !

Hopelijk geven anderen gevolg aan je suggestie om hier hun verhalen neer te pennen.

Losse Flodders, lang of kort, laat maar komen ! .......

Groetjes, mira :)