Historie van Nederland

Dit is de plaats voor cultuur en historie. Ook voor nostalgie en geschiedenis van steden, dorpen, kerken, rivieren, enz. kan je hier terecht.

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

09 feb 2006, 11:39

9. Onderwijs
**********
Anders dan in de steden en plaatsen als Hilvarenbeek en Oirschot was aan de kerk van Tilburg geen kapittel verbonden. Daardoor ontbeerde het dorp een aan zulke kapittels meestal verbonden school, waar meer dan alleen maar primair onderwijs kon worden genoten. Bij de kerk stond wel een parochieschool, waar een koster-schoolmeester de jeugd het hoogstnoodzakelijke bijbracht. Toch kan uit allerlei bronnen het kortstondig bestaan van een Latijnse school in de periode 1560-1650 worden afgeleid, maar deze zal niet meer dan de twee eerste leerjaren hebben omvat. Later in de 17e eeuw zijn er nog twee experimenten met een dergelijke school geweest, maar die waren van Hervormde signatuur en konden daardoor uit de Katholieke bevolking niet genoeg leerlingen trekken. Voor op de universiteit voorbereidend onderricht hebben getalenteerde jongelieden daarom tot de tweede helft van de 19e eeuw hun heil buiten hun geboorteplaats moeten zoeken. Dat waren niet alleen de gerenommeerde Latijnse Scholen van 's-Hertogenbosch, Breda en ook Gemert, maar vooral ook die van Zuid-Brabantse plaatsen als Turnhout, Geel, Herentals, Hoogstraten en Diest.

De stap van daar naar de Leuvense Universiteit was dan niet groot. Van de 125 tussen 1550 en 1750 geïdentificeerde Tilburgse universitaire studenten, studeerden er 108 in de oude hoofdstad van het Hertogdom. Ook daarna nog ging die praktijk door. Een der bekendste voorbeelden is de priester Antonius van Gils, die in 1779 met ere in zijn geboorteplaats werd ingehaald, toen hij de beste of 'primus' van zijn jaar in Leuven was. Hij was dat overigens ook op de Latijnse School in Turnhout geweest. Hij werd daarna hoogleraar aan zijn universiteit en nog later stichter en eerste president van het groot-seminarie van het toen nog vicariaat 's-Hertogenbosch.
Afbeelding
Na de definitieve scheiding tussen Nederland en België gaan de Tilburgers voornamelijk in het Noorden studeren. Daarvan is voor de 19e eeuw de bekendste Franciscus Cornelis Donders (1818-1889), die aan de Utrechtse Universiteit in de medicijnen promoveerde en daar in 1842 hoogleraar werd. In 1858 stichtte hij daar het beroemde Ooglijdersgasthuis, waar hij belangrijk fundamenteel werk voor de oogheelkunde deed. Donders had in zijn geboorteplaats op de zogenaamde Franse School gezeten, die hier wel al zeker aan het begin van 18e eeuw haar intrede heeft gedaan, maar die eigenlijk meer eind- dan voorbereidend wetenschappelijk onderwijs was.
Afbeelding
Bovendien ontbrak lang de continuïteit in deze, door het dorpsbestuur en de door hen aangestelde gewone schoolmeesters, niet altijd even welwillend bejegende particuliere ondernemingen. Die 'franse' (kost)schoolhouders waren voor het overgrote deel van Zuid-Nederlandse origine, tot zelfs in de 19e eeuw, toen de uit Brecht afkomstige Johannes Josephus van Put (+1844) samen met zijn dochter Barbara Maria lange tijd school hield in een gebouw op de hoek van de huidige Schoolstraat en de nieuwe weg naar Breda.

De dorpsschoolmeesters onderwezen de jeugd in de 17e en 18e eeuw in een hoofdschool aan de Kerk en een viertal soms wisselende bijscholen in andere 'herdgangen' en moesten volgens het in 1655 voor de Generaliteitslanden vastgestelde 'Schoolreglement' van de hervormde religie zijn. Dat leidde tot voortdurende conflicten over het ontstaan van katholieke schooltjes, met name ook die van de 'kwezels', die vooral godsdienstonderricht gaven. De situatie werd rustiger toen in 1743 werd besloten, dat op de Tilburgse scholen de hervormde 'Heidelbergse Catechismus' niet meer aan de katholieke kinderen behoefde te worden onderwezen. Aan de schoolmeesters werden door het dorpsbestuur overigens behoorlijke kwaliteitseisen gesteld, wat echter mislukkingen en daaruit voortvloeiende conflicten niet altijd heeft kunnen verhinderen.

De op zich door de bemoeienis van de Rijksoverheid en haar schoolopzieners in onderwijskundig opzicht sterk verbeterde situatie in de 19e eeuw kwam echter niet tegemoet aan de religieuze verlangens van de Tilburgers en hun geestelijke leiders, zeker niet waar het onderwijs aan minder vermogende meisjes betrof. Het was weer pastoor Zwijsen, die op dit punt, aanvankelijk zelfs illegale, initiatieven nam. Hij wist de in Herentals geboren Hoogstratense begijn Maria Leijsen en haar twee nichtjes in 1832 te 'engageren' voor het geven van (ongediplomeerd) onderricht aan meisjes uit zijn parochie.

Dat was het begin van de door hem gestichte congregatie van zusters. Een jaar later al kon de eerste 'taalschool' voor meisjes onder gediplomeerde leiding worden geopend.
De door Zwijsen gestichte Fraterscongregatie kon in 1849 een parochiële jongensschool starten. Zowel fraters als zusters konden op den duur in eigen opleiding voorzien door het stichten van zogenaamde 'kweekscholen' voor onderwijzers.
Afbeelding
Zelfs het Katholiek middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs in Tilburg is uit hun initiatieven voortgekomen. De fraters begonnen in 1899 een gymnasium, waaruit het Sint-Odulphuslyceum, de eerste Katholieke middelbare school voor jongens zonder internaat in Noord-Brabant, is voortgekomen. In 1926 begonnen de zusters met een gymnasium voor meisjes, het Sint-Theresialyceum. Sinds de vijftiger jaren zijn daar nog drie katholieke middelbare scholen bijgekomen. Dit alles was echter al in 1866 voorafgegaan door de vestiging van de eerste openbare Rijks Hogere Burgerschool van Nederland in het voormalige paleis van Koning Willem II. Deze school kon echter aanvankelijk, hoewel zij zeer zeker in een grote behoefte voldeed, bij de Katholieke Tilburgse notabelen nauwelijks op sympathie rekenen, zodat ze zeker tot de eeuwwisseling hun zonen nog steeds naar internaten buiten de stad bleven sturen.
Tilburg had ook volgens hen meer behoefte aan een goede beroepsopleiding voor het textielvak. Een initiatief om te komen tot een 'Weefschool' vond dan ook ondersteuning bij het stadsbestuur. Deze in 1878 begonnen opleiding groeide uit tot de inmiddels met die bedrijfstak weer verdwenen Textielschool en een meer algemeen gerichte Ambachts- en Industrieschool (1904), waaruit onder invloed van de wetgeving op het gebied van het nijverheidsonderwijs in 1930 een 'Hogere' afdeling ontstond, die met name het kader voor de textielindustrie moest gaan opleiden.

Die kadervorming ten behoeve van de Katholieke 'zuil' was ook de drijfveer achter de stichting van twee onderwijsinstituten, die de voornaamste reden hebben gevormd voor de karakterisering van Tilburg als 'onderwijsstad'.

In 1918 bracht dr. H. Moller zijn zes jaar eerder in Amsterdam gestichte en in 's-Hertogenbosch begonnen 'R.K.Leergangen' naar Tilburg over. Dit instituut was bedoeld om op te leiden voor allerlei akten ten behoeve van het voortgezet onderwijs, maar had al vlug ook afdelingen voor muziek (het latere Conservatorium), beeldende kunsten en technische vakken (de latere Academies voor Beeldende Kunst en Bouwkunst, deels ook H.T.S. en nu Hogeschool Midden-Brabant).
Afbeelding
Een wel voorziene 'R.K. Handelshogeschool' kwam echter in 1927 niet onder de vleugels van de 'Leergangen' tot stand maar werd een aparte stichting, die overigens tot 1962, toen het nieuwe gebouw op een 'campus' aan de westrand van de stad gereed kwam, in hetzelfde gebouwencomplex onderdak vond. Hiermee had Tilburg, zeker na de erkenning van de 'Hogeschool' als zodanig, academisch onderwijs binnen haar muren gekregen. Dit werd ook in de naamgeving nog eens bezegeld doordat sinds 1986 mede als gevolg van nieuwe wetgeving op dit punt gesproken kan worden van de 'Katholieke Universiteit Brabant' en de 'Hogeschool Katholieke Leergangen'. De laatste is inmiddels na talrijke fusies opgegaan in het grotere geheel van "Fontys hogescholen".
Naast en in het kielzog van deze instituten zijn sinds de Tweede Wereldoorlog tal van andere opleidingen in Tilburg gevestigd, zodat het verschijnsel student uit de stad niet meer weg te denken is.
********
http://stadsmuseum.tilburg.nl/histb/onderwys.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

10 feb 2006, 12:16

10. Recht en bestuur
*****
Volgens een in afschrift uit 1400 bekende oorkonde heeft hertog Jan III in 1342 aan de inwoners van zijn dorpen Tilburg en Goirle het recht verleend uit hun midden eigen rechters te kiezen. In 1395 wordt in verschillende bronnen melding gemaakt van een 'dincbanc de Tilborch et de Goerle'. Heer Paulus II van Haestrecht krijgt in 1453 van hertog Philips de Goede de bevoegdheid om in die 'bank' voortaan de zeven schepenen (vijf voor Tilburg en twee voor Goirle) te benoemen.
Afbeelding
Deze schepenbank was tot de 'hoge justitie' bevoegd, dat wil zeggen, dat met uitzondering van enige zeer specifieke zaken die de hertog zich voorbehield, de schepenen in zowel strafrechtelijke (criminele) als civielrechtelijke zaken uitspraken mochten doen en vonnissen ten uitvoer mochten leggen, zelfs tot het doodvonnis toe. De schout (vanaf 1648 drossaard geheten) trad op als aanklager en was in het algemeen met de handhaving van de rechtsorde belast. De schepenen onder voorzitterschap van een president-schepen spraken recht of registreerden rechtsfeiten zoals getuigenverklaringen, testamenten of transacties en schuldbekentenissen. Zij stelden ook de voogden aan over minderjarigen en regelden het boedelbeheer na het overlijden of de vaststelling van onbekwaamheid tot handelen van ingezetenen. De schepenbank werd terzijde gestaan door een secretaris. Hij, of zijn gezworen klerk, tekende de vonnissen op en schreef de voor schepenen verleden akten in het 'protocol', waarvan de oudste banden in het Gemeentearchief dateren uit het laatste decennium van de 15e eeuw.
Dit 'rechterlijk archief' is uiteraard van het allergrootste belang voor de geschiedschrijving, zeker niet alleen op het terrein van de rechtshistorie maar minstens net zo voor de sociaal-economische geschiedenis van Tilburg.

De schout/drossaard stond in zijn politietaken ook niet alleen. Hij werd geassisteerd door de vorster, wat taken betreft te vergelijken met zowel de veldwachter als de deurwaarder. Bovendien kon hij, zoals uitdrukkelijk in de hun door de heer verleende reglementen is opgetekend, de assistentie inroepen van de schuttersgilden van Sint Joris en Sint Sebastiaan. Dat was met name nodig waar met meer mankracht jacht gemaakt moest worden op vaak voorkomende de ronddolende benden. Van hogerhand, de 'hoogschout' van de Meierij in Den Bosch, en deze weer op bevel van de Staatse overheid, werd daar met name in de 18e eeuw werk van gemaakt.
Afbeelding
Om booswichten van buiten bij wijze van afschrikking te waarschuwen dat men in de heerlijkheid niet aarzelde om hard op te treden, stonden er galgen aan de invalswegen van het dorp, zoals langs de weg van Riel naar Goirle op de 'Regt-heide' die aan dat feit haar naam ontleende of aan de andere kant van het dorp aan het 'Galgeven' op de grens met Enschot, Hilvarenbeek en Moergestel.

Het recht dat sinds de 16e eeuw toegepast werd volgens de in de 'Caroline Ordonnantie' (1530) en de 'Albertine Reformatie' (1599) voor het hele hertogdom vastgelegde regels, moest in geval van twijfel getoetst worden aan de opvattingen van de schepenen van de stad 's-Hertogenbosch, de zogenaamde 'hoofdvaart'. De schepenen konden zich ook door rechtsgeleerden laten bijstaan. Bestuur en rechtspraak lagen dus in handen van dezelfde functionarissen, die overigens voor wat betreft het vastleggen van rechtshandelingen sinds de 16e eeuw in toenemende mate concurrentie kregen van de notarissen.
Deze situatie bleef zo tot in de Bataafs-Franse tijd. Ingevolge de Staatsregeling van 1801 kwam er twee jaar later naast het gemeentebestuur een 'Civiele Rechtbank' van zeven schepenen en een 'Schout-Civiel', terwijl de criminele rechtspraak werd overgeheveld naar een Departementale Rechtbank in 's-Hertogenbosch. De Civiele Rechtbank werd na de aansluiting bij het Franse keizerrijk in 1811 vervangen door een 'Vredegerecht', dat alleen in zaken van minder belang bevoegd was en onder het Koninkrijk gehandhaafd bleef tot het vrijwel geruisloos in 1838 overging in het 'Kantongerecht'. Het 'Kanton' Tilburg ressorteerde tot 1877 onder het 'Arrondissement' 's-Hertogenbosch, daarna ging het over naar Breda.
*****
http://stadsmuseum.tilburg.nl/
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

11 feb 2006, 11:58

11. Sociale zorg
*****
Armen en behoeftigen zijn altijd een zorg voor de samenleving geweest. Al dan niet door de mens zelf veroorzaakte rampen als misoogsten, oorlogen en besmettelijke ziekten waren de reden waarom die zorg soms intensiever moest zijn. De Kerk was in de Middeleeuwen gezien haar roeping de meest voor de hand liggende instantie om die armenzorg te organiseren. Een derde deel van haar inkomsten was dan ook daarvoor bestemd.
Afbeelding
Dat geld werd belegd in onroerend goed, terwijl vrome lieden ter meerdere zaligheid voor hun zielen, regelmatig periodieke inkomsten uit hun erfgoederen aan de armen nalieten. In Tilburg is al in 1385 sprake van landerijen bij de Heuvel, die eigendom zijn van de 'Tafel van de Heilige Geest'. Deze instelling werd beheerd door twee provisoren of armmeesters, terwijl de pastoor, de schout namens de heer en de schepenen namens de dorpsgemeenschap het toezicht hadden. Deze instelling heeft, hoewel deels kerkelijk van aard, in deze vorm de Reformatie overleefd. De armrekeningen vormen vanaf 1564 een vrijwel doorlopende reeks in het dorpsarchief. De 'Tafel' bezat op den duur een drietal hoeven, die verpacht werden en waarvan de graanopbrengst ook ten goede kwam aan de bedeelden, voor wie zelfs al in de 16e eeuw een aantal huisjes beschikbaar waren.

In extra zorgelijke tijden stonden de armmeesters niet alleen voor hun taak. Zo konden ze rekenen op de assistentie van de gildebroeders van Sint-Sebastiaan bij het begraven van slachtoffers van epidemieën. Die waren talrijk in een tijd, dat de medische zorg niet bepaald van hoog niveau was. Herhaaldelijk is Tilburg geteisterd door zo'n plaag zoals rond 1625, toen een pestgolf ongeveer 2.200 slachtoffers eiste, dat is een kwart van de bevolking. Het dorpsbestuur probeerde in zulke barre situaties het flauwe begrip van hygiëne om te zetten in preventieve maatregelen, maar bij gebrek aan gespecialiseerde medische kennis en voorzieningen, was dat maar weinig succesvol.
Al vanaf de 17de eeuw vestigen zich naast de al gebruikelijke gebrekkig opgeleide chirurgijns en vroedmeesters of -vrouwen, universitair geschoolde artsen in Tilburg. Op het eind van de 18de eeuw waren er dat al drie. Die in Tilburg practiserende artsen waren vaak niet de minsten. Zo speelde dr. Barning een leidende rol bij de oprichting van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst waarvan al in 1849 een Tilburgse afdeling werd gevormd. De gezamenlijke artsen, die op kosten van het gemeentebestuur ook belast waren met de medische zorg voor de armen, hadden op dit college een goede invloed waar het ging om maatregelen ten behoeve van de bevordering der hygiëne, zoals de verbetering van de drinkwatervoorziening en de afvoer van rioolwater en andere afvalstoffen. Deze zorg leidde in 1903 tot het instellen van een gemeentelijke Gezondheidscommissie, die in verslagen en voorstellen, het gemeentelijk beleid richting heeft gegeven. Directe aanleiding waren de ook in de vorige en begin van deze eeuw nog frequent optredende epidemieën, vooral die van de cholera.
Voor de opvang van lijders aan zulke ziekten was kort na 1800 al en gemeentelijk lokaal ingericht, maar een ziekenhuis had Tilburg toen nog niet. Weliswaar was er al in 1805 vanwege de 'Grote of H. Geestarmen' een voorstel geweest voor inrichting van een armen-gasthuis, maar het duurde tot 1827 voordat op de Veldhoven een 'Gasthuis' ten behoeve van onvermogenden werd gesticht.
Het College van Regenten hiervan is de voorloper geweest van de nog bestaande Stichting R.K. Gasthuis die nu in Tilburg twee ziekenhuizen en een aantal meer gespecialiseerde verpleeg- en onderzoeksinstituten beheert. Het rechtstreeks uit het oude Gasthuis voortgekomen Sint Elisabethziekenhuis, dat in 1936 al een voor die tijd moderne behuizing had gekregen, is enige jaren geleden opnieuw verhuisd en functioneert in nauwe samenwerking met het nu 25 jaar oude Tweesteden-ziekenhuis (voorheen Mariaziekenhuis) op een academisch niveau.
Afbeelding
Uit de kring van huisartsen kwamen ook de eerste initiatieven voor de oprichting in 1897 van het 'Tilburgsch Ziekenfonds', dat in 1915 overging in het A.A.Z. Na talrijke fusies is Tilburg daardoor de hoofdzetel van een van de grootste ziekteverzekeraars in Nederland geworden. Inmiddels is vanaf 1804 door opeenvolgende besluiten van de wetgever de zorg voor de economisch minderbedeelden volledig een zaak van de overheid geworden. Dat geldt eigenlijk ook voor de financiering van de van oorsprong particuliere instellingen voor medische en sociale zorg. Het feit, dat ze vanaf de eerste helft van de vorige eeuw in Tilburg hun heilzaam werk konden verrichten is toen echter vooral te danken geweest aan de inzet van de door pastoor en later bisschop Zwijsen gestichte congregaties van religieuzen. Zijn zusters bedienden vanaf het begin het 'Gasthuis' en de 'Liefdesgestichten' voor weesmeisjes (1835) en oude lieden (1836) en later het 'Sint Rochusgesticht' voor de verpleging van leiders aan besmettelijke ziekten.

In 1844 stichtte Zwijsen het 'R.K.JONGENSWEESHUIS', waar de fraters in 1846 als bijzondere activiteit voor hun pupillen een drukkers- en uitgeversbedrijfje begonnen, dat nog steeds, zij het niet meer onder die naam, toonaangevend is op het terrein van educatieve uitgaven ten behoeve van vooral het basisonderwijs.

Een bijzondere vorm van zorg voor de zwakken in de samenleving is de bescherming van hun rechten. Tot de taak van de schepenbank behoorde het al in het verleden, de voogdij te regelen voor weduwen en wezen en toe te zien op het beheer van hun goederen. Reeksen rekeningen welke daarvan voor hen zijn afgelegd, zijn in het archief bewaard gebleven. Die zorg gold ook hen, die 'innocent' of geestelijk gehandicapt waren. Voor de opvang van deze ongelukkigen waren in het dorp, behalve in lichte gevallen bij familie of als bestedeling bij derden, geen mogelijkheden. De meest voorkomend plaats van verpleging elders, als daarvoor tenminste geld was, was Geel in Spaans, later Oostenrijks Brabant. Dat werd echter na 1648 soms om politieke redenen door een in meerderheid Hervormd dorpsbestuur niet altijd getolereerd, zodat daarover zelfs processen zijn gevoerd. Het is in dit verband onnodig te schetsen hoe de ontwikkeling op dit punt sinds de 18e eeuw is geweest. Feit is dat Tilburg voor verstandelijk gehandicapten tegenwoordig diverse instituten kent, waarbij dan nog onlangs ten behoeve van zowel de half-ambulante als ook de meer gesloten psychiatrische zorg op het vroegere terrein van het Sint-Elisabethziekenhuis het centrum 'Jan Wier' is gevestigd.
***********
http://stadsmuseum.tilburg.nl/
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

13 feb 2006, 18:12

12. Oorlogen
*****
We weten als het om de krijgsgeschiedenis gaat maar heel weinig over wat zich voor de 16e eeuw in en om Tilburg heeft afgespeeld. Vanaf de 12e eeuw zal het bestaan van de sterkte 's-Hertogenbosch en haar strategisch belang voor de hertogen van Brabant de lotgevallen van het platteland van de Meierij hebben bepaald. De inwoners van de Meierij hebben ook altijd moeten zorgen voor het onderhoud van die vesting. Zo verplichtte hertogin Johanna hen in 1387 mee te werken aan het herstel van de stadsmuren en de aanleg van schansen en blokhuizen rond de stad. Dat had te maken met de voortdurende conflicten met Gelre. Willem van Gulik had het jaar tevoren nog met zijn troepen plunderend door de Meierij getrokken. Die strategisch afhankelijkheid van de hoofdstad loopt tot het eind van de 18e eeuw als een rode draad door de geschiedenis van Tilburg, en ook het probleem van de Gelderse raids zou nog lang blijven bestaan. Daarvan hadden met name de Tilburgse lakenkooplieden veel last. Zo zelfs dat zij tezamen met Oisterwijkse collega's een aantal akten ten behoeve van het loskopen van krijgsgevangenen faliekant moet zijn afgelopen. In de jaren 1542 en 1543 trekt de legeraanvoerder Maarten van Rossum, een spoor van vernieling achterlatend, door het Brabantse platteland voordat hij 's-Hertogenbosch onverrichterzake belegert en uit nijd Vught in brand steekt. De overlevering wil, dat als gevolg van die brand veel daar wonende wevers hun bedrijf naar Tilburg verplaatsten.

Het probleem van de ligging tussen een aantal strategisch belangrijke vestingen deed zich vooral tijdens de Opstand van de Nederlanden tegen Spanje voelen. Zowel de schepenprotocollen als de dorpsrekeningen wemelen van getuigenissen over activiteiten van troepen van beide zijden op of nabij Tilburgs grondgebied. Gevangenen moeten worden bevrijd, vrijgeleides tegen duur geld bij legeraanvoerders verworven. Voortdurend worden bodes uitgezonden om de troepenbewegingen te volgen en inkwartiering in Tilburg te voorkomen. Dat laatste is gezien de vele posten in de rekeningen voor de kosten die daarmee gemoeid waren lang niet altijd gelukt. Zo verschenen in 1572 de 'zwarte ruijters' van de legeraanvoerder Adolf van Holstein al rovend in Tilburg. En helemaal erg werd het toen in 1579 Parma zijn hoofdkwartier van Maastricht naar 's-Hertogenbosch probeerde te verplaatsen. Tilburg kreeg toen op het kasteel en het huis Broekhoven een militaire bezetting, wat reacties van het Staatse leger uitlokte en in 1581 leidde tot een belegering en verwoesting. De kerk werd toen als uitvalsbasis gebruikt. Nog hetzelfde jaar werden de Staatse troepen door de Spanjaarden weer uit Tilburg verjaagd. Vanaf toen bleef de strijd regelmatig op en neer gaan. Het meest schrijnend waren uiteraard de offers die de bevolking persoonlijk met lijf en goed moest brengen, maar het meest tot de verbeelding heeft misschien wel gesproken het feit dat soldaten van het Spaans garnizoen van 's-Hertogenbosch in 1595 de kerk in brand staken om zich daarin verschuilende Staatse tegenstanders te verdrijven. Het heeft twintig jaar geduurd voordat hij geheel hersteld was.

Ook na het Twaalfjarig Bestand brachten de belegeringen van Breda (1624/25) en 's-Hertogenbosch (1629) nog veel ellende in Tilburg. Zo werd hier in die jaren de bevolking geteisterd door een door de Boheemse soldaten van graaf Ernst van Mansfeldt verspreide pestepidemie, waaraan een vijfde deel van de bewoners stief.
De Vrede van Munster in 1648 bracht naast duidelijkheid over een weinig rooskleurige politieke situatie ook tijdelijk rust, maar niet voor lang. In het 'rampjaar' 1672 werd Den Bosch weer belegerd, nu door de Franse troepen. De stad werd niet veroverd, maar het platteland had weer te lijden. In Tilburg beroofden de Fransen op een plundertocht burgemeester Somers en namen de dorpskas mee. Het dorpsarchief was gelukkig tijdig in de stad ondergebracht. Franse legers, maar nu van revolutionaire signatuur kwamen aan het eind van de 18e eeuw terug in Tilburg.

In september 1794 trokken delen van de Armée du Nord vanuit Alphen door het dorp op hun weg naar Den Bosch. Bij de Oisterwijkse baan kwam het daarbij tot een bloedig gevecht. Een zware periode van inkwartieringen brak weer aan gepaard gaande met de gebruikelijke epidemieën, nu van de zogenaamde 'rode loop', waaraan de vestiging van een veldhospitaal in Tilburg wellicht niet vreemd was.

Inkwartiering kreeg Tilburg ook in de periode van de Belgische Opstand en de daarop volgende Tiendaagse Veldtocht, vooral toen kroonprins Willem als opperbevelhebber hier zijn hoofdkwartier had gevestigd. Behalve die jongelieden, die in dienst moesten komen, bleven de Tilburgers buiten het eigenlijke krijgsgewoel. Dat was ook het geval in de Eerste Wereldoorlog, toen de stad voor veel zuiderburen die wel door het oorlogsgeweld geteisterd waren, een gastvrij toevluchtsoord vormde.
Afbeelding
Merkwaardigerwijs heeft Tilburg in de meidagen van 1940 weer even Franse troepen op zijn grondgebied gehad. Het was een tot mislukking gedoemde poging op het allerlaatste moment om het tot dan toe neutrale Nederland tegen de Duitsers te hulp te komen.

Verder dan de Bredaseweg zijn ze niet gekomen. De ruim vier jaren van Duitse bezetting hebben in Tilburg veel ellende gebracht. Vooral op het laatst, bij de bevrijding op 27 oktober 1944 vanuit het zuiden door de Irenebrigade en Schotse regimenten, zijn er talloze slachtoffers gevallen en is er veel materiële schade ontstaan, zowel door moedwillige vernieling als door granaatvuur.
Afbeelding
En ook nog na die dag tot aan de definitieve capitulatie van Duitsland vielen er in de stad doden door neerstortende V-1's.
De Tilburgers konden tegelijk trots en bedroefd zijn over de vele moedige verzetshelden die ook ver weg in de kampen het leven lieten. En zeker nooit meer zal vergeten worden, dat het grootste deel van de Tilburgse Joodse gemeenschap in deze periode op een gruwelijke manier ten offer is gevallen aan een waanzinnig systeem.
**************
http://stadsmuseum.tilburg.nl/
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

15 feb 2006, 23:15

13. Oranje-Nassau.
****
De band van Tilburg met het huis Oranje-Nassau wordt vaak beperkt tot die ene exclusieve relatie met koning Willem II. Toch zijn er eerdere contacten geweest met zijn voorouders en familieleden.
Misschien wel het minst bekend is dat al sinds de Middeleeuwen delen van wat oorspronkelijk het domein van de oudste heren van Tilburg was, toebehoord hebben aan het stamhuis van de Nassaus. Waarschijnlijk was via de vrouwelijke lijn in de 13e eeuw de helft van het goed Ter Rijt vererfd op de familie Van Gageldonk, waarvan het bezit vervolgens (1459) was overgegaan op de Bredase Nassaus. Zo kon het gebeuren, dat Tilburgse eigenaren van gronden in het centrum van het dorp, in de buurt van de huidige Oude Markt, tot aan het eind van de 18e eeuw hun bezit moesten beschouwen als een leengoed van Gageldonk in het land van Breda en transacties moesten laten registreren door de Nassause Domeinraad. Of het feit, dat een herberg in 'het Nieuwland' bij de Kerk in de 17e eeuw de naam 'De Prince van Oraengien' droeg daarmee te maken had is echter een open vraag.

Opmerkelijk is ook, dat de heerlijkheid Tilburg en Goirle van 1710 tot 1754 in het bezit geweest is van een nauwe verwant van de Oranjes. Dat was de oom van stadhouder Willem IV, Willem prins van Hessen-Kassel. Deze laatste was als jongere zoon van de landgraaf van Hessen-Kassel niet meteen voorbestemd geweest zijn vader op te volgen. Daarom verhuurde hij zich met het beste exportartikel van zijn land, Hessische soldaten, aan de Republiek, waar zijn zus Marie-Louise was gehuwd met de Friese stadhouder Johan Willem Friso, die na de dood van stadhouder-koning Willem III ook erfgenaam van de Oranje-pretenties werd.
Afbeelding


Als Nederlands legeroverste en zeker toen hij in 1712 ook nog gouverneur van Breda werd, had Van Hessen-Kassel behoefte aan een pied-a-terre in deze streken en dat vond hij in het kasteel van Tilburg. Hij heeft grootse plannen gehad voor een verbouwing van dat uitgewoonde pand tot een fraai paleis in de stijl van Versailles. Die zijn echter niet verwezenlijkt. Wel werd al in 1712 op zijn kosten het nog bestaande jachtpark 'De Oude Warande' aangelegd. In 1730 moest hij na de dood van zijn vader voor zijn inmiddels prins-gemaal en later koning van Zweden geworden broer Frederik het regentschap in het Landgraafschap waarnemen. Toen de broer in 1751 kinderloos stierf volgde hij hem als landgraaf op. In 1754 verkocht Willem van Hessen-Kassel de heerlijkheid Tilburg en Goirle aan Gijsbert Rijksgraaf van Hogendorp. Gedurende de minderjarigheid van Willem IV en ook nog daarna totdat hij door zijn huwelijk met de Engelse koningsdochter Anna van Hannover onder andere invloed kwam is oom Willem van Hessen-Kassel een trouw raadgever van de naar het erfstadhouderschap strevende Oranje-prins geweest. Willem IV is net als zijn vader betrekkelijk jong gestorven (1751). Zijn minderjarige zoon Willem V blijft tot 1766 onder voogdij, eerste van zijn moeder en na haar dood in 1759 van de beruchte Hertog van Brunswijk, terwijl grootmoeder Marie-Louise van Hessen-Kassel ('Maaike Meu') in Friesland het regentschap waarneemt.

In juni 1766, kort nadat hij meerderjarig was geworden heeft Willem V op doortocht enige dagen met een groot gevolg in Tilburg doorgebracht, waar hij met veel feestelijkheid werd ingehaald. Vanuit Tilburg werden er jachtpartijen gehouden en werden andere plaatsen bezocht. Ondanks alle sympathiebetuigingen toen, blijken de Tilburgers op het eind van die eeuw alles behalve Oranje-klanten te zijn. Het patriottisme ondervond met name onder de gegoede lakenkooplieden en 'fabriqueurs' veel sympathie. Verklaarde tegenstanders van het stadhouderschap als Pieter Vreede vonden er immers een gunstig klimaat om er te wonen en te werken.

Na het herstel van het Oranje-huis werden de contacten echter al weer heel snel gelegd. Erfprins Willem (de latere Willem II), die dan in opdracht van zijn vader een Nederlands leger aan het formeren is, verblijft op 20 februari 1814 enige uren in Tilburg en verleent er audiëntie aan enige notabelen. Vader Willem I, dan nog 'souverein vorst', komt al op 3 oktober van dat jaar naar Tilburg en wordt er met klokgelui, erepoorten en eerbetoon door de schuttersgilden ingehaald. Vijf maanden later wordt zijn inhuldiging als koning der Nederlanden hier uitbundig gevierd. Vanaf dan is het een komen en gaan van vader en zoon, zeker gevolg van het feit, dat Tilburg strategisch gelegen was aan de marsroute van Den Haag naar Brussel. De Tilburgse textielfabrikanten lieten inmiddels niet na de vorstelijke heren hun bedrijven te tonen en hen daarbij te overtuigen van het belang van deze industrie voor de aankleding van de troepen. Naarmate de spanningen met de zuiderburen opliepen werd het wel heel druk met het vorstelijk verkeer.
******
http://stadsmuseum.tilburg.nl/
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

17 feb 2006, 19:22

Kroonprins Willem, had als opperbevelhebber al enige malen met zijn generale staf in Tilburg verblijf gehouden, maar vanaf 19 augustus 1831 vestigde hij het hoofdkwartier definitief in Tilburg. Hier werd hij twee dagen later door zijn vader in het bijzijn van de hele Koninklijke familie tot veldmaarschalk bevorderd. Het hoofdkwartier is met een korte onderbreking tot 15 juli 1839 in Tilburg gebleven.
Afbeelding
Als de Prins in Tilburg was verbleef hij de eerste jaren ten huize van een notabele Tilburger Thomas Van Dooren, vanaf mei 1835 huurde hij echter twee huizen aan het begin van de Nieuwe Dijk (nu Bisschop Zwijsenstraat) schuin tegenover de pastorie van Pastoor Joannes Zwijsen met wie hij op vertrouwelijk voet raakte en die er zeker toe heeft bijgedragen, dat deze romantische vorst sympathie opvatte voor gerechtvaardigde verlangens met betrekking tot de gelijkberechtiging van de Katholieken.

Voor de weliswaar bescheiden hofhouding, waarin zijn gemalin Anna Paulowna nooit heeft kunnen aarden, diende toch aanvoer gegarandeerd te zijn van de benodigde levensmiddelen en dergelijke en daarom kocht de Prins aan de weg naar Moergestel uitgestrekte landerijen, waarop enige hoeven en een bescheiden buitenverblijfje werden gebouwd, de later zogeheten 'Koningshoeven'. Ook bouwde hij hier een schaapskooi, waar men met behulp van Spaans en Silesisch fokmateriaal het inlandse schapenras trachtte te verbeteren.
Afbeelding
De Prins was op zijn wijze zeer geïnteresseerd in economische zaken, waarbij hij juist in deze omgeving een gewillig oor kon lenen aan die Tilburgers, die voor hun eigen op protectie gerichte belangen opkwamen. De vraag is of dit wel allemaal zo direct van grote invloed is geweest op Tilburgs industriele ontwikkeling. Wel moet echter gesteld worden, dat het verblijf van de Kroonprins en na 1840 de Koning voor Tilburg een groot psychologisch effect heeft gehad. De Tilburgse upper-ten kon zich koesteren in de illusie dat een vorst zich bij hen thuis voelde en ontleende er juist op het moment dat men dat in zakelijk opzicht zo nodig had en ook verdiende een gezond gevoel voor eigenwaarde aan.

De relatief vroege dood van koning Willem II op 17 maart 1849 in Tilburg, nog voordat het nieuwe paleis gereed was, heeft dan ook in deze stad veel emoties losgemaakt.
Afbeelding
Het voltooide maar nooit als zodanig in gebruik genomen paleis is in 1864 voor de erfgenamen van de Koning aan de gemeente Tilburg geschonken om er een Rijks Hogere Burgerschool in te vestigen.
Afbeelding
Voor dat doel is het tot 1934 gebruikt, waarna het verbouwd werd tot representatief Raadhuis, de huidige functie. De voor het garnizoen nodige kazerne met stallen, door de Koning in 1841-1842 uit eigen middelen bekostigd werd al tien jaar na zijn dood verkocht en verbouwd tot textielfabriek en herbergt na de teloorgang van die functie sinds 1988 in de vroegere stallen het Gemeentearchief.

De koning wordt in 'zijn stad' nog steeds geëerd met een standbeeld op het Heuvelplein en een inmiddels gemoderniseerde gedenknaald nabij de plek van zijn overlijden, terwijl de plaatselijke voetbalclub verwoede pogingen doet om middels een plaats in de hoogste regionen van de nationale competitie zijn naam eer aan te doen.
Men kan zeggen, dat sinds de dood van Willem II de relatie van Tilburg met het Oranjehuis weliswaar hartelijk is gebleven, maar zeker haar exclusieve karakter heeft verloren.
**********
http://stadsmuseum.tilburg.nl/
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

27 feb 2006, 21:23

De geschiedenis van Hengelo in vogelvlucht


Hengelo vormt samen met Beckum en Oele een gemeente van ruim 80.000 inwoners. De geschiedenis van Hengelo gaat ver terug in de tijd. 10.000 jaar geleden woonden hier al mensen. In de middeleeuwen bestond Hengelo uit slechts enkele woningen. In 1802 stonden er zo’n 200 boerderijen en huizen. Het dorp was niet groot maar wel al een zelfstandige gemeente.



De bevolking van Hengelo is pas in de laatste 125 jaar flink gegroeid. Die groei is vooral te danken aan de industrialisatie. De Hengeloër verdiende zijn brood in de textiel- en de metaalindustrie en later ook in de chemische industrie en de vele uiteenlopende activiteiten rond deze industrieën.
***********
Hengelo tot aan 1900
****
Uit opgravingen met name aan de Bornsestraat is gebleken dat Hengelo al duizenden jaren een als woonplaats dienst doet. De meest interessante vondsten betreffen het 'Huys te Hengel'. Bekende heren van Huys te Hengel waren Frederik van Twickelo en Willem van Ripperda. De laatste was meermalen Drost van Twente en ook maakte hij deel uit van de afvaardiging bij de Vrede van Münster in 1648.

AfbeeldingAfbeelding
Op het platteland rond het Huys te Hengelo bestonden op en rond de essen boerengemeenschappen waarvan de leden onderling afspraken hadden gemaakt over het gebruik van de grond e.d. Een dergelijke gemeenschap noemde men een marke. Zo kenden we hier de marken Woolde, Driene, Oele, Beckum, Twekkelo en Hasselo. Deze boerengemeenschappen hielden zich in leven met landbouw veeteelt en huisnijverheid. Het wapen van Hengelo verwijst daar naar.
****
16e eeuw
**
In de zestiende eeuw begon de Twentse bevolking meer tijd te besteden aan zaken als spinnen, weven en verven. Uitgeweken Vlamingen hielpen de boerenbevolking op weg met nieuwe technieken en de eerste huisweverijen ontstonden. Als gevolg daarvan kon er meer geproduceerd worden dan er nodig was voor eigen gebruik. Zo kwam de handel in textiel in Twente op gang. Bekende handelaren (toen fabriqueurs genoemd) waren Wolter ten Cate en Abraham ter Horst. Zij plaatsten bestellingen, kochten stoffen op en zetten deze elders weer af.
****
Eind 18e eeuw
***
Tijdens het verblijf van de Fransen in Nederland (eind van de achttiende eeuw) werden de gemeenten ingesteld. Hengelo werd in 1802 een zelfstandige gemeente. In die tijd was Hengelo een klein dorp van nog geen tweehonderd boerderijtjes, hutten en andere woonsteden. Het was slechts bereikbaar via kronkelige karrensporen.
***
Midden 19e eeuw .
***
Rond het midden van de 19de eeuw komt de industrialisatie op gang. Mede op aandrang en met hulp van Koning Willem I krijgt Twente mogelijkheden om textielindustrie op te zetten. Vanuit Twente is het met name de familie Stork die zich enkele generaties lang op vele fronten sterk maakt voor de industriële ontwikkeling. In 1868 vestigt C.T. Stork zijn machinefabriek in Hengelo. Ook de appendagefabriek (machineonderdelen) van G. Dikkers en de Hengelose Bierbrouwerij startten hun productie. Na 1900 kwamen bedrijven als Twentsch Station voor Stroomlevering, Hazemeijer, Heemaf, Akzo en Hollandsche Signaal naar Hengelo. De combinatie met een perfecte infrastructuur (de beide sporen liggen er dan al) leidt onmiddellijk tot een snelle groei.
Afbeelding
***
http://www.hengelo.nl/smartsite.dws?id= ... hannel=INT
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

01 mar 2006, 19:31

De geschiedenis van het dorp.
****
Abbenes behoorde in vroeger jaren, voor de drooglegging van de Haarlemmermeer, tezamen met Beinsdorp en Vennep tot één van de drie eilanden in dit grote meer. In het jaar 1647 bestond Abbenes uit een vrij brede strook van west naar oost, en uit een smallere, doch langere strook van noord naar zuid. De oppervlakte bedroeg in 1850 ca. 40 ha. Aan de zuid- en westzijde werd het begrensd door het Kagermeer en aan de noord- en oostzijde door het Leytsche meer. De bekende geschiedschrijver Boekel vertelt ons dat het eiland van 1606 tot 1848 met ca. 5 ha. was afgenomen.

Abbenes dankt zijn naam aan "Het nes van de abt".

Met het "nes" wordt bedoeld de natte en drassige landtong.

"Abt" komt van abdij. Abbenes behoorde in die tijd aan de abdij Leeuwenhorst onder Noordwijkerhout.

Boekel was de eerste onderwijzer van Abbenes.

In 1868 omschrijft hij het dorp Abbenes:

"Waar vroeger alles woest en ledig was en de stilte des doods heerschte, ziet ge thans terzijde van de school de achter el­kaar volgende rijen, of de hier en daar verspreide, wel getim­merde tot een deel zelfs sierlijke steenen en houten arbeiders­woningen van de 25 huisgezinnen die bij Dr. Heije (het landgoed van de volks­dichter Dr. J.P. Heije) in dagloon werken, of door kleine winkel­nering zich en de overige bevolking gerieven. Verder op Abbenes is de veenderij in vollen gang en verdient menig arbeider ruim­schoots zijn dagelijks brood door het ver­werken der onschatbare brandstof tot turf..."

Deze ontwikkeling van Abbenes leidde er toe dat in Abbenes naast de in 1869 gereedgekomen kerk ook een pastorie kon worden gebouwd.

In 1873 bericht Boekel ons dat "Abbenes met den dag in tal van woningen, neringen en bedrijven toeneemt".

Omstreeks 1970 ondergaat Abbenes een grote verandering. Er wordt driftig gebouwd; nieuwe huizen verrijzen aan de Cornelia Sophialaan en in de nieuwe wijk "Tonnekamp" (zo genoemd naar de boerderij "Tonnekamp", thans het onderkomen van straatmakerbedrijf E. de Gier).

De structuur van de bevolking verandert vrij plotseling; van een overwegend agrarisch dorpje naar een klein forensendorp met ca. 1.100 inwoners. Het kost enige tijd voordat "oude" en "nieuwe" bewoners elkaar gevonden hebben, maar na de gewenningsperiode worden de handen eendrachtig ineen geslagen.

Sinds de tijd van meester Boekel en Dr. Heije is er wel het een en ander veranderd!
******
OUDE Foto's
*****

Afbeelding
School en Kerk (1912)
Afbeelding
School en Kerk (1902)
Afbeelding
Kerk Abbenes.
Afbeelding
Kerk Abbenes met PEN huisje.
*******
http://www.abbenes.net/startpagina.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

04 mar 2006, 15:52

Ontdek de Nerderlandse Eilanden.
***
Waarom eilanden?


Waarom deze site over Nederlandse eilanden? Wel, omdat een site over bergen in Nederland nogal zinloos zou zijn! Die zijn er namelijk niet in ons vlakke landje. Eilanden daarentegen hebben we hier genoeg! Natuurlijk is dat niet de ware reden. Het gaat om iets anders.

Eilanden hebben iets speciaals. Door hun langdurige isolement is de sfeer er anders dan op het vasteland. Op een eiland voel je je een beetje afgesneden van de rest van de wereld. Je kunt er niet op elk moment af. En voor anderen ben je daar niet makkelijk bereikbaar. Daarom zijn mensen die op een eiland wonen anders dan 'vastelanders'. Meer op elkaar aangewezen, meer betrokken bij hun eigen kleine gemeenschap dan bij de grote, wijde wereld.

Eilanden hebben mensen altijd gefascineerd. Een bekend voorbeeld daarvan is de schrijver Boudewijn Büch (1948 - 2002). Als jongen droomde hij van verre eilanden die hij op de wereldkaart zag. Later, als maker van reisprogramma's voor de tv, was hij in de gelegenheid ze daadwerkelijk te bezoeken. Van St. Helena tot Duivelseiland, en van Mauritius tot de Falklands. Over zijn reizen en over het 'eilandgevoel' schreef hij een serie nog altijd veelgelezen boeken.

Büch is in zekere zin mijn inspiratiebron geweest voor het maken van deze site. Al blijf ik, om praktische redenen, wat dichter bij huis dan hij placht te doen en beperk ik mij tot de eilanden die op Nederlands grondgebied liggen. Het is wel mijn bedoeling ze ooit allemaal bezocht en gefotografeerd te hebben.
****
Maar... wat is een eiland?
***

De simpele definitie 'een stuk land dat volledig is omringd door water' gaat mij wat te ver. Om alle zandbanken in zee en de duizenden naamloze snippers land in rivieren, plassen en tuinvijvers uit te sluiten moeten eilanden in mijn optiek een naam hebben, publiek toegankelijk zijn en bewoond. Of op z'n minst bewoond geweest.

Aan de andere kant wil ik de definitie juist wat ruimer nemen. Ook eilanden die vandaag de dag met het vasteland verbonden zijn of daar volledig deel van uitmaken, maar die wel een lang verleden als eiland hebben komen in aanmerking voor deze site. Mits ze nog voldoende van hun eigen karakter en 'eilandgevoel' hebben behouden.
***



Afbeelding
Tenslotte...

Verwacht hier geen hecht doortimmerde geschiedschrijving van de eilanden, noch volledige beschrijvingen van landschap, bevolking en natuur. Verwacht ook geen verheven poëtische teksten of pretentieuze foto's. Het zijn persoonlijke impressies, met geen andere bedoeling dan te proberen in woord en beeld iets van de unieke sfeer van elk van de eilanden over te brengen.

Veel plezier!

Ruud Bijlsma
***************
Ameland
***
Ameland - Waddendiamant
***

Met deze slogan pleegt Ameland zich graag te afficheren, daarmee suggererend dat het de andere Waddeneilanden naar de kroon steekt. In hoeverre dat waar is hangt maar af van hoe je het bekijkt. Jongeren zullen bijvoorbeeld Texel of Terschelling prefereren, omdat de stranden daar net zo mooi zijn als op Ameland, maar het uitgaansleven er toch beduidend meer te bieden heeft. Terwijl de echte rustzoekers Ameland al te druk vinden en liever naar de (bijna) autoloze eilanden Vlieland of Schiermonnikoog zullen gaan.

Ameland zit eigenlijk precies tussen die twee uitersten in en misschien is dat juist de charme van het eiland. Het is kleiner en overzichtelijker dan Texel of Terschelling, maar groot genoeg voor vier dorpjes, elk met zijn eigen karakter, die voor meer afwisseling zorgen dan Schiermonnikoog en Vlieland kunnen bieden. Daar ben je wel erg snel uitgekeken op de paar bars en restaurants in het enige plaatsje van het eiland.

Auto's van bezoekers worden weliswaar toegelaten op Ameland, maar het verkeer is er toch veel minder druk dan bijvoorbeeld op Texel, waar ze zelfs verkeerslichten hebben. De meeste vakantiegasten gebruiken de auto nauwelijks tussen hun aankomst en hun vertrek en verplaatsen zich per fiets zodat Ameland, net als de kleinere eilanden met een restrictief autobeleid, toch ook een echt fietseiland is.

Als kleinste van de grote, of als grootste van de kleine Waddeneilanden biedt Ameland dus het beste van beide. Plus natuurlijk de zon, de zee, het strand en het wad die ook hier ruimschoots voorhanden zijn.
'Eiland voor halve dagen'


Geologisch gezien verschilt Ameland niet van de andere eilanden in het Waddengebied, waarvan de ontstaansgeschiedenis teruggaat tot in het Holoceen. Deze periode eindigde 5.000 jaar v.Chr., zodat dit gebied kan worden beschouwd als tamelijk jong.

Hoewel, jong is een relatief begrip, dat hier vooral van toepassing is op de bovenste aardlagen die het huidige aanzien van het eiland bepalen en die voornamelijk gevormd zijn onder invloed van wind en water. Maar een van de meest opvallende aspecten van het tegenwoordige Ameland is de winning van aardgas op en rond het eiland. Dat gas zit zo'n 3.000 meter diep, in aardlagen die honderden miljoenen jaren oud zijn. Zo jong is het hier dus ook weer niet. Maar ja, hoe diep moet je - letterlijk en figuurlijk - dan gaan?

Het eiland zoals we dat nu kennen moet ontstaan zijn grofweg tussen het begin van onze jaartelling en de 13e eeuw. Wanneer precies en hoe is niet meer na te gaan, omdat er nauwelijks gegevens over deze periode bewaard gebleven zijn. Zeker is wel dat het eiland er niet zomaar opeens was, maar dat de vorming een langdurig proces is geweest dat zich over verscheidene eeuwen heeft afgespeeld. Zware stormen in combinatie met een geleidelijke stijging van de zeespiegel sloegen op diverse plaatsen bressen in de strandwal langs de Noordzeekust, waardoor de zee het achterland binnen kon stromen. Naarmate dit vaker gebeurde werd steeds meer land achter de strandwal door het water weggeslagen, zodat uiteindelijk ontstond wat we nu de Waddenzee noemen en waardoor de restanten van de strandwal eilanden werden.

In feite is dit proces nog steeds aan de gang. De Waddenzee is een uniek getijdengebied waarvan grote delen tweemaal per etmaal droogvallen. Je kunt dan ook bij laagtij over het wad van het vasteland naar Ameland lopen (en omgekeerd), een tocht die jaarlijks door enkele tienduizenden Nederlanders ondernomen wordt. Eigenlijk zou je Ameland daarom alleen bij hoog water een eiland mogen noemen, een soort 'eiland voor halve dagen' dus.


Ameland -
enkele cijfers

Lengte 25 km,
max. breedte 4 km, oppervlakte 57,5 km², hoogste punt (Oerdblinkert) +24 m NAP,
inwoners: 3.500.




Kenmerkend voor het Waddengebied is de enorme dynamiek. Onder invloed van wind en water verandert het gebied voortdurend. Zandplaten ontstaan en verdwijnen weer en stroomgeulen kunnen plotseling van plaats veranderen. Een fraai voorbeeld van die dynamiek vinden we op Ameland in het Bornrif, aan de noordkust van het eiland tussen de dorpen Hollum en Ballum. Hier heeft zich in een paar jaar tijd vóór de kust een nieuw zandrif gevormd. Het wordt gescheiden van het strand door een trog met zulke sterke getijdenstromingen dat ter plaatse baden in zee te gevaarlijk, en daarom verboden is. Het rif verplaatst zich constant naar het oosten en deskundigen verwachten dat het rond 2010 één geheel zal vormen met de Amelander kust, waarna tussen 2030 en 2040 weer een periode van nieuwe rifvorming zal aanbreken.
Een ander aspect van die dynamiek is het feit dat Ameland - net als de andere Waddeneilanden - onder invloed van de hier overheersende westenwinden en de daarmee samenhangende zeestromingen de neiging heeft om zich in oostelijke richting te verplaatsen. Aan de westpunt vindt voortdurend kustafslag plaats, terwijl aan de oostpunt het eiland door de toevoer van zand juist aangroeit. Als gevolg van dit proces werd in de 18e eeuw het dorpje Sier, dat westelijk van Hollum lag, door de zee verzwolgen. Om te voorkomen dat ook Hollum uiteindelijk hetzelfde lot beschoren is worden er sinds de 19e eeuw kustverdedigingsmaatregelen genomen om die erosie tegen te gaan.

Afbeelding

http://islas.ruudbijlsma.nl/aml_nl.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

06 mar 2006, 13:18

Mensen op Ameland
****
Aangenomen wordt dat er al tegen het einde van de 8e eeuw mensen woonden in het gebied dat het huidige Ameland omvat, maar overtuigend bewijs daarvan is nooit gevonden. Zo zou er volgens de overlevering op de plaats van de hervormde kerk in Hollum al in de jaren 800 een kerkje hebben gestaan, maar bij recente restauratiewerkzaamheden is daar niets van gebleken. Wel werden toen de fundamenten van een kerk uit de 12e eeuw aangetroffen. De oudste schriftelijke vermelding van Ameland dateert uit de 9e eeuw; in een document betreffende de bezittingen van een klooster in Fulda in Duitsland wordt gesproken over het "insula que dictur Ambla" (eiland dat Ameland wordt genoemd).

Vanaf ca. 1300 is er meer bekend over Ameland en haar bewoners. Uit documenten blijkt dat het eiland, net als Terschelling, eeuwenlang inzet was van de machtsstrijd tussen Holland en Friesland. Ameland was echter van minder strategisch belang dan Terschelling, omdat het niet direct aan de belangrijke vaarroute naar de Zuiderzee lag en een natuurlijke beschutte haven ontbeerde.

Tussen 1400 en 1700 werd Ameland ruim twee eeuwen lang bestuurd door de uit de Friese adel afkomstige familie Cammingha. Zij bouwden een slot bij Ballum, op de plaats waar nu het gemeentehuis staat. De eilanders probeerden zoveel mogelijk buiten de politieke conflicten van hun dagen te blijven door een neutrale koers te varen en dat lukte vrij aardig. Ook tijdens de Tachtigjarige Oorlog, de door Holland geleide opstand tegen de Spanjaarden gedurende de 16e en 17e eeuw, was Ameland neutraal. Het geweld ging daarom grotendeels aan het eiland voorbij en in feite was Ameland een soort onafhankelijk ministaatje.





Nadat in 1681 de laatste Cammingha gestorven was werd het eiland in 1704 voor een bedrag van € 77.000 verkocht aan Johan Willem Friso van Oranje Nassau, de erfstadhouder van Friesland. Daarmee werd Ameland privé-bezit van de Oranjes. Voor de eilanders, een bevolking van boeren, zeelieden en strandjutters, maakte het allemaal niet veel uit; die bleven gewoon hun eigen boontjes doppen. Zij leefden van wat het land en de zee hen bracht, een karig, maar tamelijk vreedzaam bestaan. Aan de zelfstandigheid van Ameland kwam een eind in 1801. De ideeën van de Franse Revolutie waren overgeslagen naar Nederland en de macht van de Oranjes was gebroken. Ameland werd bij de provincie Friesland gevoegd en in 1813 werd het eiland formeel een gewone gemeente, met haar eigen burgemeester.



Afbeelding
De vlag van Ameland bestaat uit vier banen in afwisselend blauw en geel, met in de blauwe banen een maansikkel en in de gele drie schuinbalken. Deze elementen komen ook in het Amelander gemeentewapen voor. De herkomst is onduidelijk. Volgens sommige bronnen zou de maansikkel een verwijzing zijn naar de Kruistochten en zouden de schuinbalken de dorpen Hollum, Ballum en Nes voorstellen. Een andere verklaring komt voort uit de overlevering dat Amelanders ooit op het buureiland Terschelling balken stalen om een galg te bouwen. Op dit verhaal slaat het oude rijmpje:

"De Amelander schalken
stalen drie balken
's avonds in de maneschijn
dit zal dus hun wapen zijn".
****
In de 18e eeuw was er een kortstondige periode van betrekkelijke welvaart, toen de profijtelijke walvisjacht werd ontdekt. Net als op de buureilanden Terschelling en Schiermonnikoog trokken veel bewoners naar de ijzige arctische wateren om daar hun fortuin te zoeken. Zij die succesvol waren bouwden voor zichzelf de fraaie commandeurswoningen die we vandaag de dag nog in de vier dorpen kunnen zien staan, vooral in Hollum en Ballum, met op de gevels het jaar waarin ze gebouwd werden. Ook de walviskaken die op sommige plaatsen op het eiland als erfafscheiding werden neergezet herinneren aan deze tijd.

Maar de walvisvaart was een hard en gevaarlijk beroep en het liep niet altijd even goed af. In 1877 viel de poolwinter zo snel en hevig in dat tientallen walvisvaarders in het poolijs vast kwamen te zitten. De meeste schepen overleefden dat niet en zonken. De bemanningen waren in deze barre omstandigheden ten dode opgeschreven. Dat het verhaal van deze ramp bewaard is gebleven is te danken aan de Amelander commandeur Hidde Dirksz. Kat, die aan een wisse dood wist te ontsnappen door met een handjevol bemanningsleden over het ijs helemaal naar Groenland te lopen en later een boek over de doorstane ontberingen te schrijven. Deze ramp maakte een einde aan de hoogtijdagen van de walvisvaart op Ameland en de armoede keerde terug.
Gelukkig duurde het niet lang voordat zich een nieuwe inkomstenbron aandiende, want begin 20e eeuw begon het toerisme naar de Waddeneilanden op gang te komen. Vandaag de dag bezoeken jaarlijks ongeveer een half miljoen toeristen het eiland en in het hoogseizoen groeit de bevolking van zo'n 3.500 tot rond de 50.000. Toch is het ook dan niet hinderlijk vol op het eiland; Ameland heeft ruimte genoeg!
*****
http://islas.ruudbijlsma.nl/aml_nl.htm

word vervolgd
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

08 mar 2006, 14:06

Gaswinning





Een andere menselijke activiteit die zich in recente jaren ontwikkelde op Ameland is de gaswinning. Vanaf halverwege de 20e eeuw werden in de bodem van Noord-Nederland grote aardgasvelden ontdekt en in productie genomen. Ook het kwetsbare Waddengebied ontsnapte niet aan de aandacht van de zoekers naar gas. Seismologisch onderzoek in de jaren zestig toonde aan dat er inderdaad ook hier aardgas in de bodem zat. Maar de exploitatie van deze velden had geen hoge prioriteit omdat er elders, met name in het gigantische Slochteren-veld in Groningen, meer dan genoeg gas voorhanden was.

Dat veranderde na de oliecrisis van de jaren zeventig en de daarop volgende explosieve stijging van de energieprijzen, waardoor ook de exploitatie van kleinere gasvelden economisch interessant begon te worden. Na veel politiek gesteggel mocht de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) in 1986 het gasveld Ameland-Oost in productie nemen. De boorput en de daarbij behorende installaties en gebouwen liggen midden in het natuurgebied Het Oerd, maar zijn zodanig ingepast in het duinlandschap dat ze nauwelijks zichtbaar zijn.

Dat kan niet gezegd worden van de boorplatforms die vanaf 1987 voor de noordkust van Ameland zijn verschenen. Er zijn er momenteel (juni 2004) drie, waarmee gas wordt gewonnen uit een veld dat juist ten noorden van het eiland onder de Noordzeebodem ligt. De platforms torenen zo hoog boven het water en het eiland uit dat ze zelfs vanaf het wad zichtbaar zijn. Nergens anders in het Waddengebied is de gaswinning zo prominent zichtbaar als hier op Ameland.
De vraag is of dat in de toekomst tot Ameland beperkt zal blijven. Want onderzoek heeft aangetoond dat zich ook onder de bodem van de Waddenzee zelf aanzienlijke gasreserves bevinden en de druk om die te exploiteren neemt steeds verder toe. Het gaat immers om miljarden euro's. Er zullen echter geen boorplatforms op het wad verschijnen, want dat is sinds 1993 verboden. Maar de hedendaagse technieken maken het mogelijk om door vanaf het vasteland schuin te boren toch gas te winnen uit de velden onder de Waddenzee.

Natuurbeschermers wijzen echter op het gevaar van bodemdaling door de exploitatie van gasvelden onder de Waddenzee. Sinds de gaswinning op Ameland-Oost begon in 1986 is ter plaatse al een bodemdaling van meer dan twintig centimeter gemeten. Dat heeft daar nog niet tot schade aan de natuur geleid, maar een vergelijkbare daling van het wad zou desastreus zijn voor het milieu. Het zou betekenen dat grote delen van de Waddenzee bij eb niet meer droog zouden vallen, met ingrijpende gevolgen voor met name de vogelstand.


Afbeelding
Maar zoals gewoonlijk zijn er andere deskundigen die deze bezwaren niet delen. Zij gaan ervan uit dat een eventuele bodemdaling gecompenseerd zal worden door de aanvoer van nieuw zand vanaf de Noordzee. In hun visie staat de dynamiek van het gebied er garant voor dat de negatieve effecten van de gaswinning vanzelf tenietgedaan zullen worden, zoals dat hier al eeuwen gebeurt.

Het lijkt erop dat deze laatste groep deskundigen nu de overhand heeft. De door de regering ingestelde Commissie Meijer concludeerde in 2004 in haar eindrapport dat gaswinning onder de Waddenzee onder bepaalde voorwaarden verantwoord is. Tegenstanders worden gepaaid met extra miljoenen uit de opbrengst van de gaswinning, die zullen worden besteed aan bescherming van de natuur in het Waddengebied. Bijvoorbeeld voor de beëindiging van de mechanische kokkelvisserij, die veel schade veroorzaakt. Nog lang niet iedereen is overtuigd, dus het laatste woord is hier zeker nog niet over gesproken!
Een rondje Ameland





Wie naar Ameland wil reizen heeft drie mogelijkheden: per boot, te voet of per vliegtuig. Inderdaad, ook per vliegtuig, want het eiland beschikt over een heus vliegveld, al is het dan maar van bescheiden omvang. Het ligt bij het dorp Ballum, vlak achter de duinen en dus dicht bij het strand. In de zomermaanden is het daarom een geliefde bestemming voor wie er met het vliegtuig eens een dagje op uit wil. Maar hoewel op een mooie zomerse dag het aantal vliegbewegingen gemakkelijk tot enkele tientallen kan oplopen komt de overgrote meerderheid van de bezoekers toch niet op deze manier naar Ameland.

Voor de beide andere reismogelijkheden naar Ameland is Holwerd, aan de Friese noordkust, het beginpunt. Of beter gezegd de veerdam van Holwerd, die enkele kilometers voorbij het dorpje in het weidse Noord-Friese landschap ligt. Hier is geen drukke en gezellige haven zoals in Harlingen of Den Helder, alleen een enorm parkeerterrein voor degenen die de auto hier achterlaten en als voetganger naar Ameland reizen. Een wat desolate plaats.

Ooit was deze veerdam het beginpunt van een dam die Ameland met het vasteland verbond. Hij werd gebouwd in 1872 maar was geen lang leven beschoren. Na zware stormen in 1882 die delen van de dam wegsloegen gaf men de moed op en werd besloten hem niet meer te repareren. De overblijfselen van de dam zijn bij laagtij nog op het wad zichtbaar.

Afbeelding
Als je tegenwoordig te voet naar Ameland wil gaan stap je hier gewoon van de veerdam af en begin je al ploeterend door de zuigende modder van de door rijen palen afgezette landaanwinningsvakken aan de circa drie uur durende oversteek. Uiteraard alleen onder begeleiding van een ervaren gids, want wadlopen op eigen houtje is levensgevaarlijk. Bedenk dat je soms heel vroeg uit de veren zult moeten om de tocht te maken, want er kan alleen bij eb gelopen worden en het tij houdt zich nu eenmaal niet aan kantoortijden.
Afbeelding
Neem droge kleren mee in een waterdichte rugzak, want er moeten onderweg enkele diepere geulen overgestoken worden waarbij je het niet droog zult houden. Draag lichte, hoog gesloten schoenen die je niet gauw in de zuigende bodem zult verliezen. Bescherm je huid tegen de zon, want je verbrandt hier onwijs snel. Na al deze voorbereidingen ben je helemaal klaar voor die wonderbaarlijke ervaring die 'wadlopen' heet!
Afbeelding
Zelf deed ik de tocht naar Ameland in 1996 en het maakte op mij destijds een onvergetelijke indruk. De overweldigende weidsheid van het wad, het bijna onnatuurlijke licht, het gevoel één te zijn met de natuur, het was een unieke ervaring. Ik denk er met heel veel genoegen aan terug terwijl ik nu hier weer op diezelfde plaats sta, ditmaal in afwachting van de aankomst van de veerboot 'Oerd' om de oversteek te maken.
Afbeelding
Een veerboot waar ik mij trouwens direct op thuis voel, want zij blijkt te zijn gebouwd in 2003 door Scheepswerf Bijlsma (geen familie voor zover bekend) in Wartena, Friesland. Net als overigens haar zusterschip 'Sier', zoals ik bij een eerder bezoek aan Ameland al heb kunnen constateren. De 'Oerd' is nog gloednieuw en tevens een van de laatste schepen die Bijlsma bouwde, want begin 2004 ging de werf helaas failliet.
*****
http://islas.ruudbijlsma.nl/aml_nl.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

10 mar 2006, 12:00

Ongeveer drie kwartier na het vertrek van Holwerd legt de veerboot aan bij Nes. Hoewel het bestuurlijk centrum in Ballum is kan Nes toch worden beschouwd als de 'hoofdplaats' van Ameland. Het is er drukker dan in de andere dorpen en hier vind je dan ook de meeste winkels, restaurants en bars met hun gezellige terrasjes, die Nes een levendige aanblik verlenen. Je moet vanaf de veerboot wel ruim een kilometer lopen om er te komen, want Nes ligt niet aan zee. Het is dan ook geen echte havenplaats zoals West-Terschelling of Oudeschild op Texel.

Toch is de band met de zee wel aanwezig want er zijn hier in Nes, net als trouwens in Hollum en Ballum, een aantal fraaie commandeurswoningen te zien. Dat zijn de huizen die de geslaagde Amelander walvisjagers in de zeventiende en de achttiende eeuw lieten bouwen in de karakteristieke bouwstijl, welke we ook terugvinden op de buureilanden Terschelling en Schiermonnikoog. Kenmerkend zijn de horizontale getande randen in het metselwerk van de gevels die de rang van de zeevaarder die het huis bewoonde aangaven (hoe meer randen, hoe hoger de status) en de gevelankers met het bouwjaar van de woning.

Andere bezienswaardigheden in Nes zijn de vrijstaande toren uit 1732 in het oude centrum van het dorp, die oorspronkelijk niet als kerktoren maar als zeebaken was bedoeld, en de neogotische Rooms-Katholieke kerk uit 1878, die gebouwd werd naar een ontwerp van Pierre Cuypers. Deze bekende architect bouwde in de tweede helft van de 19e eeuw niet alleen veel kerken in heel Nederland, maar tekende ook voor het ontwerp van beroemde seculiere bouwwerken zoals het Centraal Station en het Rijksmuseum, beide te Amsterdam. Uit dezelfde tijd is de korenmolen 'Phoenix', die in 1980 als monument door de gemeente werd aangekocht en gerestaureerd en die nu weer graan tot meel maalt waar de bakkers van Ameland hun brood van bakken.

Afbeelding
De korenmolen "phoenix"
in het dorp,Nes
Afbeelding
Commandeurs woning uit 1699 in Nes
let op de karakteristieke horizontale
randen in het metselwerk van de gevel.
Afbeelding
De vrijstaande klokkentoren met zadeldak van Nes.
Afbeelding
De Strandweg in Buren
de boomkruinen laten zien
dat hier meestal een westenwind waait.
**
Zo'n anderhalve kilometer oostelijk van Nes ligt Buren, het kleinste dorp van het eiland. Hier woonden van oudsher vooral boeren en strandjutters. Het is dan ook geen toeval dat we hier het Landbouw- en Juttersmuseum 'Swartwoude' vinden. Op het lommerrijke dorpspleintje staat het beeldje van Rixt van 't Oerd, ook wel Ritskemooi genoemd, de valse strandjutster uit de Amelandse legende (zie hiernaast). Op de terrasjes in het centrum is het goed toeven. Verder heeft Buren niet veel meer te bieden dan rust.
**
Een kilometer of twee verder naar het oosten ligt het gehucht Kooiplaats, eigenlijk niet meer dan een klein groepje huizen. Daarachter, op de grens van polder en duin, ligt de oude eendenkooi die in 1705 in opdracht van stadhouder Jan Willem Friso van Oranje Nassau, de nieuwe eigenaar van Ameland, werd aangelegd. De Amelandse eendenkooi staat daarom ook wel bekend als de Nassaukooi.

De eendenkooi is een typisch Nederlandse uitvinding uit de 15e eeuw, bedoeld om op een efficiënte manier wilde eenden te vangen voor de consumptie. Rond 1800 waren er meer dan duizend van in Nederland. De kooi bestaat uit een stille, met bomen omzoomde waterplas waarop meerdere doodlopende, met rietmatten afgeschermde en met netten afgedekte zijarmen uitkomen, de zgn. vangpijpen. In de centrale plas werden tamme lokeenden gehouden. Passerende wilde eenden streken neer in de vangplas om te rusten na het foerageren en werden dan door de lokeenden in de vangpijpen gelokt. Op dat moment verscheen de kooiker met zijn hondje die de eenden, die geen kant meer op konden, opjoeg naar de vangkooi aan het eind van de pijp om daar te worden afgemaakt. Op deze manier konden er hier op een topdag wel duizend eenden worden gevangen, die allemaal per schip naar Amsterdam werden afgevoerd.
Tegenwoordig worden er in Nederland geen wilde eenden meer voor commerciële doeleinden gevangen en er zijn daarom nog maar enkele tientallen voorbeelden van dit typische stukje Nederlandse cultuurhistorie over, waaronder dus deze Nassaukooi op Ameland. Omdat voor het vangen van eenden stilte een eerste vereiste was zijn de voormalige eendenkooien vaak serene en wat geheimzinnig aandoende plekken. Dat geldt zeker ook voor de kooi op Ameland, die nu tegen een geringe vergoeding bezichtigd kan worden.
Afbeelding
In de Eendenkooi van Nassau.
Afbeelding
Uitzicht vanaf de top van de Oerdblinkert op de kwelder
en de Waddezee.
Ten oosten van Kooiplaats ligt de kwelder Nieuwlandsrijd, waar geen wegen of paden zijn. Als je verder in oostelijke richting wilt moet je om die kwelder heen via de Kooioerdstuifdijk. Deze werd eind 19e eeuw aangelegd omdat het eiland hier doormidden dreigde te breken. Door de stuifdijk vormden zich aan de Noordzeekant nieuwe duinen en aan de Waddenzeekant de kwelder. Er loopt een prachtig fietspad langs de stuifdijk naar het natuurgebied 't Oerd. Autowegen zijn er niet op dit deel van het eiland.
http://islas.ruudbijlsma.nl/aml_nl.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

12 mar 2006, 14:43

Hier vinden we het hoogste punt van Ameland, het 24 meter hoge duin met de naam Oerdblinkert. Vanaf de top heb je een schitterend uitzicht op de oostpunt van het eiland, de Waddenzee en het vasteland. Bij helder weer zijn ook de twee vuurtorens van het buureiland Schiermonnikoog duidelijk te zien. Midden in het natuurgebied ligt het gaswinningstation Ameland-Oost van de Nederlandse Aardolie Maatschappij, de NAM.
Het moet gezegd: de NAM heeft alle moeite gedaan om de installatie zo goed mogelijk in het landschap in te passen. En met succes, want zelfs vanaf het uitzichtplateau op de Oerdblinkert zie je er vrijwel niets van. Rondom het terrein is een kunstmatig duin aangelegd om het aan het oog te onttrekken. De machines zijn speciaal in een kleur geschilderd die niet opvalt in het duinlandschap. Je ziet het station eigenlijk pas als je er vlakbij bent.
Afbeelding
het gaswinningstation Ameland-oost van Nam
is zorgvuldig ingepost in het landschap.
Voorbij 't Oerd ligt De Hôn, vroeger een aparte zandplaat die nu deel van Ameland is en het eiland behoorlijk heeft doen groeien. Het baken dat ooit het meest oostelijke duin markeerde staat nu wel op drie kilometer van de oostpunt. Op de immense zandvlakte zie je her en der kleine heuveltjes, die zijn opgewaaid rondom polletjes helmgras. Je kunt hier als het ware zien hoe duinvorming in zijn werk gaat.
Afbeelding
Het oriéntatiebaken dat ooit de oostpunt
van Ameland markeerd staat nu
wel drie kilometer landinwaarts.
Als je vanaf De Hôn langs het strand terugloopt stuit je ter hoogte van Paal 23, vlak bij het oriëntatiebaken, plotseling op een stukje autoweg dat op het eerste gezicht nergens naar toe schijnt te leiden. Nader onderzoek wijst uit dat de weg uitkomt bij het gaswinningstation in de duinen. Omdat er in dit gebied geen wegen zijn kunnen mensen en materiaal alleen over het strand naar het station. Daarom is in 1986 dit stukje weg van het strand naar het station, nauwelijks tweehonderd meter lang, aangelegd.
Het zo kunstig in de duinen weggestopte gaswinningstation vormt een schril contrast met de dominante en detonerende aanwezigheid van de boorplatforms in de Noordzee, die hier op zo'n drie kilometer uit de kust staan. Er waren er al jaren twee, maar kort voor mijn meest recente bezoek aan Ameland is er een derde bijgekomen dat nog groter is dan de andere twee. Dit platform gaat een nieuwe put in het Ameland-Noord gasveld aanboren en zal in het najaar van 2004, als dat klaar is, weer vertrokken zijn. De Amelanders kijken er inmiddels niet meer van op.
Afbeelding
Offshore gaswinning is het Ameland-noordveld
Het lijkt hier de Perzischegolf wel.
Vanaf 't Oerd is een prachtig fietspad door de duinen aangelegd dat helemaal tot aan Hollum op de westpunt van het eiland loopt, een afstand van ruim twintig kilometer. Tijdens de rit, met zee en strand steeds binnen handbereik, fungeert de rood met wit gestreepte vuurtoren als een markant oriëntatiepunt. Met zijn lichtsterkte van 4,5 miljoen kaars is het trouwens een van de krachtigste vuurtorens ter wereld. Jammer dat de 58 meter hoge gietijzeren toren uit 1881 niet meer beklommen kan worden. Je had er vanaf de bovenste verdieping een schitterend uitzicht over het eiland. Maar de toren moest in 2001 om veiligheidsredenen worden gesloten voor het publiek. Er zijn echter plannen om hem in de nabije toekomst weer open te stellen.
http://islas.ruudbijlsma.nl/aml_nl.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

14 mar 2006, 16:51

Hollum is qua inwonertal het grootste dorp op Ameland, maar het is er minder druk dan in Nes. Het dorp heeft veel historische bouwwerken, zoals de Ned. Hervormde kerk (17e eeuw, op fundamenten die deels uit de 11e of de 12e eeuw dateren). Op het bij de kerk behorende kerkhof ligt de eerder vermelde commandeur Hidde Dirksz. Kat begraven. Verder zijn er in Hollum diverse commandeurswoningen te zien, waaronder het oudste huis van Ameland, uit 1615. Het jaartal op de gevel vermeldt "1516", maar dat komt omdat bij een vroegere restauratie de "5" en de "6" zijn verwisseld en men het daarna maar zo gelaten heeft. De huidige bewoonster vertelde me dat de vloeren van het huis niet worden gedragen door balken maar door oude scheepsmasten!
Afbeelding
De Vuurtoren van Hollum
fungeert
als markant herkenningspunt.
Even buiten Hollum ligt aan de kust, daar waar de duinenrij eindigt en de Waddendijk begint, het Paardengraf. Het herinnert aan een ongeluk dat in 1979 gebeurde met de door speciaal getrainde paarden gelanceerde reddingboot van Ameland, waarbij alle acht paarden verdronken. Ze liggen hier begraven. Sindsdien is de Amelander paardenreddingboot, de enige ter wereld die er nog was, officieel buiten dienst en vervangen door een moderne boot die bij het reddingstation van Ballumerbocht is gestationeerd. Maar sinds 2000 wordt de oude houten reddingboot maandelijks weer door tien paarden te water gelaten, nu echter alleen nog als toeristische attractie.
Afbeelding
Hte oudste huis op Ameland
uit 1615 staat in Hollum.
Afbeelding
Het Paardengraf aan de kust bij Hollum.
Afbeelding
De cammingstraat in Ballum
met de losstaande Kerktoren.
Op de terugweg van je rondje Ameland kom je als vanzelf door Ballum, het bestuurlijk centrum van het eiland. Het is een rustig plaatsje met veel groen, mooie commandeurswoningen en een losse klokkentoren met zadeldak, net als in Nes. Stap hier van je fiets en strijk neer op het terras van Hotel Nobel, aan het mooiste brinkje van het dorp. Hier lijkt de wereld volledig tot rust gekomen en krijgt het woord 'onthaasten' pas echt betekenis.
Afbeelding
Een andere toren van Ballum
de verkeerstoren van het vliegveld Ameland.EHAL.
Omdat Ballum de 'hoofdplaats' is van Ameland is het misschien wel terecht dat het vliegveld van het eiland juist hier ligt. De officiële (ICAO) benaming is EHAL en het veld heeft 1 grasbaan van 800 meter lang (09-27) en een heliplatform. Je kunt hier parachutespringen of een rondvlucht maken. Het is geen internationaal vliegveld en er is hier geen douane, zodat je alleen naar en van luchthavens in 'Schengen'-landen kunt vliegen.

Het laatste stuk van het rondje Ameland fiets je over de Waddendijk van de Ballumerbocht terug naar Nes. Heerlijk als je een stevige westenwind in de rug hebt! Je komt langs het monument voor de dijkwachters, dat is opgericht om hen, die door de eeuwen heen bij nacht en ontij waakten over de dijken en de veiligheid van de eilandbewoners, te eren. Twee stoere kerels in een vliegende storm op de dijk, gekleed in oliejassen en zuidwesters en compleet met lantaarn en reddingslijn, Hollandser kan het nauwelijks!

Het fietspad komt uit op de veerdam bij Nes en zo ben je weer terug op je uitgangspunt. Het is te doen in één dag, zo'n rondje Ameland. Je moet dan wel flink doorfietsen en je hebt niet zoveel tijd voor een uitstapje onderweg. Daarom is het veel beter om niet het hele eiland in één enkele dag rond te racen maar er langer over te doen, een week bijvoorbeeld. Zodat het 'eilandgevoel' een beetje vat op je kan krijgen.


Afbeelding
Het monumet voor de dijkwachters bij Ballumerbocht

Afbeelding
Spannende wolkenluchten
boven Ballumerbocht
In de loop van de jaren heb ik Ameland nu vijfmaal bezocht en ik zal er, als het even kan, zeker nog wel een paar keer terugkomen. Want al worden bepaalde dingen nu langzamerhand vertrouwd, je raakt er nooit op uitgekeken. Een strandwandeling in de avond, de stilte van 't Oerd, uitkijken over het wad vanaf de dijk, de lichtbundel van de vuurtoren die over de duinen scheert, het gaat nooit vervelen.

Zou Ameland anders zijn als die dam van 1872 het wél had gehouden en het eiland nu al meer dan honderd jaar aan het vasteland vastgeklonken zou hebben gezeten? Ik denk het wel. Dat typische 'eilandgevoel' komt toch mede voort uit het feit dat je er niet zomaar naar believen op en af kunt rijden, dat je afhankelijk bent van het ritme van de veerdienst en dat je tussen de laatste boot van vandaag en de eerste van morgen zelfs helemaal van het vasteland bent afgesneden.

Gelukkig dus maar dat die dam het niet gehouden heeft en dat alle andere dwaze plannen om de Waddenzee geheel of gedeeltelijk in te polderen en de eilanden met elkaar en met het vasteland te verbinden, plannen die nog tot halverwege de vorige eeuw circuleerden, allemaal niet zijn doorgegaan. Vandaag de dag zijn zulke plannen ondenkbaar geworden en dus zullen wij en zij die na ons komen nog tot in lengte van jaren van Ameland en de andere Waddeneilanden kunnen genieten!
Afbeelding
Avondstemming op het strand bij Buren.
*********
http://islas.ruudbijlsma.nl/aml_nl.htm
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet

majke
Lid geworden op: 01 jan 2005, 00:20
Locatie: europa

17 mar 2006, 14:11

Marken.
**
Het toeristeneiland


Als je een willekeurige buitenlander vraagt om een Nederlands eiland te noemen is de kans groot dat je Marken als antwoord krijgt. Want van alle eilanden die op deze site besproken worden is Marken ongetwijfeld het meest bekend.

Dat is niet toevallig. Veel buitenlanders zien het folkloristische Marken, met zijn dijk, zijn glimmend groen geschilderde houten huisjes op palen Marken is geen natuurlijke verhoging in het landschap, zoals bijvoorbeeld Urk of Wieringen dat zijn. Deze eilanden hebben een kern van keileem, die werd opgestuwd tijdens de voorlaatste ijstijd en die in de loop der eeuwen de erosie door het water redelijk hebben kunnen doorstaan. Marken is echter niet meer dan een stukje polderland, zo plat als een pannenkoek, dat op een zeker moment de verbinding met soortgelijk polderland op het Hollandse vasteland kwijtraakte en daardoor een eiland werd. Dat moet tegen het eind van de twaalfde eeuw gebeurd zijn.

Het waren monniken die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de eerste bedijkingen in dit gebied. De naam Monnickendam verwijst hier nog naar. Het eiland Marken kwam in 1251 in bezit van het Friese Norbertijner klooster Mariëngaarde in Hallum. De monniken verrichtten er veel werk, want zij bouwden een dijk rond het eiland, stichtten er twee boerderijen en brachten de landbouw tot ontwikkeling. Halverwege de veertiende eeuw vertrokken de Norbertijnen echter, onder druk van de graaf van Holland, van Marken en kwam er dus een eind aan hun nuttige monnikenwerk.

Tot in de vijftiende eeuw zouden landbouw en vooral veeteelt de belangrijkste middelen van bestaan blijven. De bodem werd echter door inklinking en verzilting steeds minder geschikt voor de landbouw, zodat de eilandbewoners hun heil gingen zoeken in de visserij. Tegen het eind van de zestiende eeuw was Marken een vissersplaats geworden. Het zou echter tot ver in de negentiende eeuw duren voordat er ook een haven kwam om de Marker vissersvloot een beschutte ligplaats te bieden.


en zijn in traditionele kleurige klederdracht (inclusief klompen) gestoken bewoners als hét symbool van Nederland. En omdat het nog geen twintig kilometer van het centrum van Amsterdam verwijderd ligt is een uitstapje naar Marken en het naburige vissersdorp Volendam, de zogenaamde 'Holland Tour', een bijna verplicht onderdeel van het programma voor iedere toerist die de hoofdstad bezoekt. Jaarlijks ontvangt Marken dan ook bijna een miljoen bezoekers. Het zal daarom niet verbazen dat je hier op een mooie dag in het zomerseizoen meer vreemde talen hoort spreken dan Nederlands.

Helaas is Marken geen eiland meer. Sinds 1957 is het door een twee kilometer lange dijk met het vasteland verbonden. Jammer natuurlijk, maar laten we ons troosten met de gedachte dat het nog veel erger had kunnen zijn. Als de Zuiderzeewerken volgens de oorspronkelijke plannen van ir. Cornelis Lely (zie voor details de pagina van Wieringen) waren uitgevoerd, dan zou Marken een deel van de polder Markerwaard zijn geworden. Dat is gelukkig niet doorgegaan, en daardoor kunnen we nu hier nog genieten van het echte eilandgevoel: water rondom tot aan de horizon.
****
Monnikenwerk
**
Marken is geen natuurlijke verhoging in het landschap, zoals bijvoorbeeld Urk of Wieringen dat zijn. Deze eilanden hebben een kern van keileem, die werd opgestuwd tijdens de voorlaatste ijstijd en die in de loop der eeuwen de erosie door het water redelijk hebben kunnen doorstaan. Marken is echter niet meer dan een stukje polderland, zo plat als een pannenkoek, dat op een zeker moment de verbinding met soortgelijk polderland op het Hollandse vasteland kwijtraakte en daardoor een eiland werd. Dat moet tegen het eind van de twaalfde eeuw gebeurd zijn.
***
Het waren monniken die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de eerste bedijkingen in dit gebied. De naam Monnickendam verwijst hier nog naar. Het eiland Marken kwam in 1251 in bezit van het Friese Norbertijner klooster Mariëngaarde in Hallum. De monniken verrichtten er veel werk, want zij bouwden een dijk rond het eiland, stichtten er twee boerderijen en brachten de landbouw tot ontwikkeling. Halverwege de veertiende eeuw vertrokken de Norbertijnen echter, onder druk van de graaf van Holland, van Marken en kwam er dus een eind aan hun nuttige monnikenwerk.
***
Tot in de vijftiende eeuw zouden landbouw en vooral veeteelt de belangrijkste middelen van bestaan blijven. De bodem werd echter door inklinking en verzilting steeds minder geschikt voor de landbouw, zodat de eilandbewoners hun heil gingen zoeken in de visserij. Tegen het eind van de zestiende eeuw was Marken een vissersplaats geworden. Het zou echter tot ver in de negentiende eeuw duren voordat er ook een haven kwam om de Marker vissersvloot een beschutte ligplaats te bieden.
****
Net als op de andere Zuiderzee-eilanden moest er op Marken een voortdurende strijd tegen het water worden gevoerd. Naarmate de landbouw als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door de visserij werd er ook minder energie in het behoud van land en onderhoud van de dijken gestoken. Er vonden regelmatig overstromingen plaats, waarbij veel land verloren ging en mens en dier gevaar liepen.
****
De Markers wapenden zich tegen het water door hun woningen op terpen te bouwen, die hier 'werven' worden genoemd. Ooit waren er 27 werven op het eiland, waarvan er 12 in de loop van de eeuwen aan het water ten prooi vielen. Van de 15 werven die er overbleven zijn er nu nog 12 bewoond. Een is er in gebruik als begraafplaats en dus in zekere zin ook 'bewoond'.
****
Door de opkomst van de visserij nam ook het inwonertal toe. Bekend is dat er eind vijftiende eeuw zo'n 250 mensen op Marken woonden; rond 1620 was dat aantal gegroeid tot 750. Toen de bouwruimte op de werven opraakte gingen de Markers huizen op palen bouwen om droge voeten te houden. Die twee elementen, de groepjes woningen op de werven en de paalwoningen, zijn heel karakteristiek voor Marken en vandaag de dag nog goed zichtbaar. Maar nu de regelmatige overstromingen tot het verleden behoren zijn de benedenverdiepingen van de meeste paalwoningen dichtgemaakt en als extra woonruimte in gebruik genomen.
***
Veranderingen.
***
De negentiende eeuw bracht veel veranderingen. In 1825 werd begonnen met het graven van het Goudriaenkanaal, vanaf Amsterdam door het Waterland naar Marken en vervolgens dwars door het eiland heen naar de Zuiderzee. Het kanaal moest de zeescheepvaart naar Amsterdam een alternatief voor het Noord-Hollands Kanaal naar Den Helder bieden, maar de aanleg ervan werd in 1828 gestaakt. De tegenwoordige ijsbaan van Marken is nog een overblijfsel van dit mislukte project.
****
Het eiland kreeg in 1837 dan eindelijk zijn vissershaven, die in 1870 nog eens werd uitgebreid. De ironie wil dat juist in deze tijd de plannen om de Zuiderzee af te sluiten en grotendeels in te polderen steeds meer vorm begonnen te krijgen, plannen die de visserij op Marken de das om zouden doen (zie de Wieringen pagina voor details over de Zuiderzeewerken).
****
In 1932 was het dan zover: de Afsluitdijk werd voltooid en de Zuiderzee werd IJsselmeer, een zoetwatermeer waarin het met de zeevisserij snel gedaan was. Direct na de afsluiting werd de inpoldering van de vroegere binnenzee voortvarend ter hand genomen. De Wieringermeerpolder was als eerste, in 1930 al, drooggevallen, de Noordoostpolder volgde in 1942. Daarna was de Markerwaardpolder aan de beurt en in 1942 werd daarom op de noordpunt van Marken begonnen met de bouw van de westelijke dijk voor de nieuwe polder. Na een kleine twee kilometer werd echter het werk stilgelegd; de Tweede Wereldoorlog die in volle gang was stelde andere prioriteiten.
****

Afbeelding
Na afloop van de oorlog werd het werk aan de Markerwaardpolder niet meteen weer opgepakt. Het herstel van de door vijf jaren van oorlog en Duitse bezetting verwoeste infrastructuur kreeg voorrang. Toen op dat gebied de ergste nood gelenigd was en er weer gedacht werd aan het hervatten van de Zuiderzeewerken werd in de winter van 1953 het zuidwesten van Nederland getroffen door de zwaarste stormvloed van de twintigste eeuw, die ruim 1.800 slachtoffers eiste. Het herstel van de dijken in het deltagebied en het ontwikkelen van het Deltaplan om te voorkomen dat zo'n ramp zich in de toekomst ooit nog zou voordoen kregen uiteraard een hogere prioriteit. De inpoldering van het IJsselmeer kon nog wel even wachten.
****
Toen in 1955 de Zuiderzeewerken werden hervat waren de inzichten over de volgorde waarin de polders zouden worden aangelegd gewijzigd. Besloten werd als eerste niet de Markerwaardpolder, maar de oostelijke Flevopolders, met daarin belangrijke geplande grote bevolkingscentra als Lelystad en Almere, aan te leggen. Van de Markerwaard werd op dat moment slechts een twee kilometer lang stukje dijk, van de zuidpunt van Marken naar het vasteland, gerealiseerd, en toen deze dijk werd geopend in 1957 hield Marken officieel op een eiland te zijn.
**
Oostelijk Flevoland viel in 1957 droog en Zuidelijk Flevoland volgde in 1968. Op dat moment bestonden er al twijfels of de Markerwaardpolder nog wel moest worden aangelegd. Toch werd begonnen met de bouw van de buitendijk, van Enkhuizen naar Lelystad, en toen die in 1975 werd gesloten was het Markermeer ontstaan, een afgescheiden deel van het IJsselmeer.
**
Rond deze tijd hadden de tegenstanders van de aanleg van de polder de overhand gekregen. Hun belangrijkste wapen was het argument dat er in Nederland geen acute behoefte meer was aan méér landbouwgrond, destijds de belangrijkste reden reden om de polder aan te leggen. In plaats daarvan wezen zij op het belang van een open Markermeer voor natuurbehoud, recreatie, toerisme en waterbeheer. De politiek schoof een definitieve beslissing steeds weer voor zich uit en er gebeurde niets. De tijd werkte in het voordeel van de tegenstanders.
**
Het zag er echter in de jaren '90 even naar uit dat de polder er toch nog zou komen. De voorstanders kwamen met nieuwe argumenten en plannen. Zo zou er ruimte nodig zijn voor de aanleg van een nieuwe nationale luchthaven, voor woningbouw en voor recreatieterreinen. Er verschenen allerlei varianten waarin alleen het noordelijk deel van de polder, inclusief luchthaven, zou worden aangelegd en het zuidelijk deel van het Markermeer open water zou blijven. Maar toen de regering eind jaren '90 besloot tot uitbreiding van Schiphol op de huidige plaats leek de Markerwaard als locatie voor een luchthaven, en daarmee ook de polder zelf, definitief van de baan.
**
Toch hebben de voorstanders, verenigd in de Vereniging Vrienden van de Markerwaard, de moed nog niet opgegeven en blijven ze de nieuwe polder promoten en plannen ontwikkelen. Voorlopig is er niet méér van te zien dan een nogal zonderlinge, 27 kilometer lange verkeersweg dwars door het IJsselmeer van Enkhuizen naar Lelystad en een zinloze, bijna 2 kilometer lange doodlopende dijk op Marken, die door de bewoners de Bukdijk wordt genoemd. Plus de dijk die Marken aan het vasteland klonk en er een schiereiland van maakte natuurlijk. Maar die was er zonder de plannen voor de Markerwaard waarschijnlijk ook wel gekomen.
***

Afbeelding
Plan voor de inpoldering van de Zuiderzee / IJsselmeer van ir. Cornelis Lely (1916).
1 - Wieringermeerpolder,
2 - Noordoostpolder,
3 - Oostelijk Flevoland,
4 - Zuidelijk Flevoland,
5 - Lauwersmeerpolder,
6 - Markerwaardpolder
****
http://islas.ruudbijlsma.nl/
als je je zelf niet helpt
een ander kan dat niet