de tijd van toen: 70 plussers - TE BEWAREN

Hier mag je praten, grappen maken, vertellen over alles.
Een humorist is iemand wiens vrolijkheid van zijn hart naar zijn hersenen is verhuisd. (Otto Weis - 1847)

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

09 apr 2007, 20:11

Voilà, de kogel is door de kerk! Ik heb me laten verleiden door ... het wettelvrouwke! Ben ik toch wel niet aan een blog begonnen zeker?

Heb hem nog maar pas gestart; ONDER CONSTRUCTIE dus.

Je kan al eens gaan kijken maar echt veel is er nog niet te zien.

http://blog.seniorennet.be/fikskes_verhalen


Groetjes

Fikske
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

10 apr 2007, 19:01

Het zal niemand verbazen dat kinderen vaak liever niet bij hun ouders verblijven tijdens de vakantie. Wij waren niet anders, vooral omdat “ons Tenne” heel veel door de vingers zag ...


1946 ? De Rode Zwembroeken.

Op de leeftijd van negen en tien jaar kunnen we al zwemmen, niemand heeft ons dat geleerd.
Het lijkt me nu dat de zomers toen warmer waren dan nu want we zochten geregeld de vijver of de beek op om er in te ploeteren en wat afkoeling te zoeken.
We zijn veel in het water en leren zwemmen op onze eigen manier, eerst nog met één voet op de bodem en daarna zijn we vertrokken.
Ook in Kraainem zijn er vijvers en deze die het gemakkelijkst toegankelijk is noemen we de ‘driehoek’.
Het is nochtans verboden om erin te zwemmen want tussen het riet staat een grote plaat waarop duidelijk in koeien van letters :
VERBODEN TE ZWEMMEN.
De veldwachter ( den ‘Tube’) rijdt regelmatig met zijn fiets voorbij en als hij ons betrapt, wat nogal dikwijls voorvalt, lopen we zo hard we kunnen weg om uit zijn handen te blijven. Als je wordt gegrepen bezorgt hij je een pak slaag, zonder pardon.
Vaak zwemmen we in ons blootje terwijl onze kleren onbewaakt langs de oever in het gras liggen. Wie gaat onze schamele spullen nu stelen?
Eén keer echter loopt het bijna fataal af.
In het dorp zijn er regelmatig rondtrekkende zigeuners - ‘Bohemers’ noemen we hen - met hun woonwagens. Ze zoeken ergens een goed plaatsje om te blijven staan en vertoeven er enkele dagen. De mensen zien ze niet graag komen want toeval of niet, er verdwijnt nogal een en ander als ze in de omgeving hun kamp opslagen.
Die warme namiddag zijn we weer allen in de vijver aan het stoeien, als plots een van de vrienden een luide schreeuw geeft.
‘Hé, mannen kijk daar, ze gaan er met onze kleren vandoor!’
Twee kleine zigeunerkinderen hebben elk een hoopje kleren opgeraapt en rennen ermee weg in de richting van de woonwagen die even verder langs de veldweg staat.
Zonder één ogenblik te aarzelen zwemmen we ijlings naar de kant en zetten de achtervolging in.
Gelukkig zijn de kinderen nog heel jong en kunnen ze niet snel genoeg lopen met al die kleren in hun armen.
Mil is als eerste bij hen en met een duiksprong heeft hij er één te pakken. De andere laat van schrik alles vallen en spurt zonder om te kijken naar huis.
Nu staan we allen, in adamskostuum, rond de kleine klerendief maar wanneer we hem willen afstraffen stuift hij er plots tussen ons vandoor en loopt als een haas naar de woonwagen. Hij schreeuwt zo hard om zijn papa dat we wijselijk besluiten om ons uit de voeten te maken.

Het zwemmen zonder zwembroek kan niet blijven duren want er komen ook meisjes in de buurt van de driehoek spelen en die lachen hartelijk om onze blote kont. Eigenlijk beginnen we ons een beetje te schamen.


Er komt nog een staartje aan het verhaaltje ( volgt morgen misschien

:wink:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

10 apr 2007, 19:42

Fikske die is weer goed,ik verlang al om het vervolg te lezen.Hihi het doet me denken aan De Witte van Zichem.Droeg je ma en Tenne ook lange rokken zoals in die film?
Enne...PROFICIAT met je Blog,ik ben al eens gaan kijken hoor :wink:
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

10 apr 2007, 20:03

Ja, die blog? Ik zal er mij eens serieus moeten mee bezig gaan houden want de lay-out trekt nog op niet veel. Ook de verhaaltjes zullen in het begin wel deze zijn die jullie al op dit forum konden lezen maar geen paniek, er zullen er nog nieuwe komen ook.
Maar morgen heb ik niet veel tijd want ik heb aan het vrouwtje beloofd om (alvast een begin te maken met) de buitengevels van ons huis opnieuw te schilderen ... dus.

Enfin, als de zon schijnt zal dat ook weer plezant zijn hé? Nee, denk je?


:roll: :roll:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

10 apr 2007, 20:16

Goed voor de conditie :wink:
En het moet ook gebeuren he.
En je stelt je vrouwke er mee tevreden,dus doen
het vervolg zal wel eens komen als het genoeg kriebelt
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

11 apr 2007, 13:57

Ja het kriebelt alweer Jadi, en mijn werk voor vandaag zit er op.
Schoon hoor, héél schoon en 't vrouwke is content.

Voilà, het staartje van het verhaaltje dan maar.

... Het zwemmen zonder zwembroek kan niet blijven duren want er komen ook meisjes in de buurt van de driehoek spelen en die lachen hartelijk om onze blote kont. Eigenlijk beginnen we ons een beetje te schamen ...


Dé oplossing hebben we gevonden met ons onderhemdje. We trekken vóór- en achterzijde tussen onze benen samen en maken het aan mekaar vast met een veiligheidsspelt. Het geheel ziet er uit als een zwempak, maar dan wit van kleur, althans in het begin. Door het modderige vijverwater en het veelvuldig laten drogen wordt de kleur al vlug grauw - grijs .
Ons ma vraagt eens aan Tenne of zij weet hoe het komt dat er onder aan onze onderhemdjes zo veel kleine gaatjes en roestvlekken zitten?
Tenne zegt dat ze van niets weet maar legt ons nadien wel op de rooster om er het fijne van te weten. Door voortdurend in het water te zitten beginnen na verloop van tijd de stalen veiligheidsspelden te roesten, vandaar dus die vlekken.
Om te voorkomen dat ma nog meer vragen zal stellen wil Tenne voor ons een echte zwembroek maken.
Ze koopt enkele bollen breikatoen en kort daarna verschijnt ze heel triomfantelijk met twee zwembroeken, in elke hand één.
'Hier zie, wat denkt ge er van?' zegt ze trots.
Het zijn prachtexemplaren! Zoiets hebben we nog nooit gezien.
Twee rode broekjes met heel korte broekspijpen waarop een blauwe anker is geborduurd, en om het geheel op te houden; een broeksriem in dezelfde blauwe breiwol met een blinkende gesp!
Onze zwemmakkers zullen groen zien van jaloezie.
De volgende dag al gaan we te water ... maar wat een ramp! Al na enkele minuten voelen we iets eigenaardig tussen onze benen. Het is net alsof we door lang gras zwemmen. We waden naar de kant en schrikken van wat we zien.
Er lopen lange rode strepen - bloed??? - van onder uit het broekje over onze benen. De pijpjes zijn vier keer langer geworden en hangen tot over onze knieën. Ook het blauwe riempje is zodanig uitgerokken dat het niet meer in staat is onze zwembroek op te houden.
Met één hand houden we nu de broek omhoog en met de andere hand trachten we met water de rode vloeistof van ons af te spoelen.
De hilariteit is groot. De twee stoeferkes met hun nieuwe zwembroeken worden door de andere rakkers vierkant uitgelachen.
De schuld van alles is de slechte kwaliteit van de naoorlogse breiwol. Door de in mekaar gelopen kleuren zien onze broekjes er uit als één lange, natte, smerige opneemvod.
Tenne heeft met ons te doen als we wenend van spijt bij haar binnenvallen.
Veertien dagen later hebben we nieuwe broekje. Tenne heeft zich weer aan het breien gezet, maar nu met een betere wolkwaliteit.
In afwachting geeft ze ons een ander soort 'zwembroekjes'. Deze keer zijn ze niet van breiwol en voelen zelfs heel zacht aan. Er zit ook nog een elastiekje in ons midden die het geheel ophoudt.

We vragen ons niet af waar deze broekjes plots vandaan komen maar toch vinden we dat ze, mede door hun licht roze kleur, nogal fel op smaller gemaakte vrouwenbroekjes gelijken.
:wink: :roll:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

11 apr 2007, 14:08

:lol: :lol: :lol: Fikske toch,moet nogal een zicht geweest zijn :lol: :lol: Kan het mij een klein beetje voorstellen in het 3de studiejaar moesten wij ook een katoenen broek breien (ook roze)ik heb ze nooit gedragen.
***Daarnet werd ik precies door een magneet naar hier getrokken toen ik je naam zag staan wist ik....JIP!! het vervolg is er.
:oops: Durf niet meer vragen.... :oops: ....euch....zal regelmatig komen kijken....Morgen? :?: :wink:
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

14 apr 2007, 19:28

Ik dacht nog aan enkele gebeurtenissen die op het einde van de oorlog hebben plaatsgehad en heb ze dan maar een beetje chronologisch in mijn blogje verwerkt. Hier kan ik het niet meer op de juiste plaats krijgen maar wil het toch nog plaatsen vermits deze topic toch grotendeels over de oorlog gaat.

1944 - 1945 De laatste loodjes ...

Tegen het einde van de oorlog worden de mensen nog meer op de proef gesteld dan voordien maar het leven gaat door ...
De Duitsers voelen dat de geallieerden in aantocht zijn en willen zo lang mogelijk stand houden in de bezette gebieden. Dit brengt hen soms tot daden van wanhoop en frustratie, ook tegenover de burgerbevolking.
De mensen zijn uitgeput van deze vier jaar lange bezetting en kijken uit naar de komst van de geallieerde troepen.
De laatste loodjes wegen het zwaarst zegt men altijd, en dat is ook zo.
Op school krijgen we geen vitamines meer omdat de voorraad waarschijnlijk op is. Ook het voedsel wordt almaar schaarser en slechter. Dikke mensen zie je haast niet, dikke kinderen nog veel minder.
In de zomer lopen we vaak met ontbloot bovenlijf of in een hemdje zonder mouwen, maar ik ben zó mager dat ik me schaam als de mensen naar mij kijken. Mijn bovenarmen zijn zó dun dat ik ze niet gewoon durf laten hangen omdat mijn ellebogen er dan uitzien als dikke knokige knobbels.
Ik heb er wat op gevonden om mijn biceps dikker te laten lijken en loop vanaf nu met gebogen armen rond.
De ribben van mijn borstkas zijn zonder moeite te tellen, en toch heb ik een dik, opgezwollen buikje. Eigenaardig is dat.
Na de oorlog moet ik twee maal in de week bij de dokter onder een speciale lamp gaan liggen omdat ik - net als mijn broer - een tekort aan vitamines heb, zegt hij ...
Het nieuws van de landing in Normandie doet de hoop op een snelle bevrijding weer opleven.
Bijna dagelijks vliegen honderden Engelse bommenwerpers heel hoog boven onze hoofden oostwaarts, richting Duitsland. Het gedaver van de vliegtuigen wordt overstemt door het luchtafweergeschut van de Duitse artillerie. Hoog in de lucht zien we de kleine wolkjes van ontploffende granaten die meestal niet hoog genoeg reiken om de vliegtuigen te kunnen treffen.
Nieuwsgierig willen we altijd buiten naar de vele kleine wolkjes gaan kijken maar worden telkens door ma of pa naar binnen gesleurd uit angst dat vallende brokstukken (schrapnels) ons zouden raken.
Een ander, nieuw verschijnsel aan de hemel zijn de V-1 bommen met hun typisch brommend geluid. Ze vliegen laag en we horen ze pas aankomen als ze al dichtbij zijn. Meestal vliegen ze sputterend over onze hoofden voorbij maar één keer is het bijna raak.
Op tweehonderd meter van ons huisje, boven de Pachthofdreef, valt plots de motor stil ...
Mil en ik zijn buiten en pa werpt zich met een tijgersprong op ons en duwt onze hoofden in het gras langs de kant van de weg.
‘Blijven liggen!’ beveelt hij, als ik mijn hoofd optil om te kijken.
Geluidloos zweeft het tuig over ons huis en pas na een halve minuut horen we de zware ontploffing.
Later horen we vertellen dat de V-1 insloeg juist naast het kasteeltje van Withouck, dicht bij de Vier Armen.

Vlak vóór de druivenserres in de boomgaard van onze huisbaas - boer René - worden twee "abri’s" (schuilkelders) gemaakt.
Het zijn gewoon twee diepe putten die mijn vader en de buren, van de andere twee huurhuisjes, uitgegraven hebben. Over de putten liggen grote ijzeren golfplaten - witloofplaten - en het geheel is afgedekt met bussels stro en aarde.
Telkens als er vliegtuigen in aantocht zijn worden de mensen verwittigd door loeiende sirenes.
Bij de eerste jankende klanken rennen we naar de abri en kruipen zo diep mogelijk in de put, heel dicht tegen elkaar aan.
Op een dag is het weer zo ver en iedereen loopt al naar zijn schuilplaats. Waarom ik steeds blijf treuzelen en achterblijf weet ik niet maar het gebulder der kanonnen is al losgebarsten als ik langs de achterdeur van ons huisje naar buiten loop, richting abri.
Plots weerklinken geweerschoten. Verstijfd van schrik blijf ik tegen de muur van de varkensstallen staan.
Enkele Duitse soldaten zijn in een gevecht gewikkeld met leden van de weerstand. De ‘Witte’ Brigade zoals wij hen noemen. Er wordt heen en weer geschoten tussen de huizen.
Vanuit de abri hoor ik mijn naam roepen. De schrille stem van moeder gaat door merg en been. Ik durf niet bewegen en twijfel tussen doorlopen of weer het huis in gaan.
Dan roept ma een tweede keer, nog luider en angstiger deze keer.
Als van een bij gestoken ren ik naar de schuilkelder ... maar op het moment dat ik het houten tuinpoortje openduw om in de weide te komen, slaat een salvo kogels, net boven mijn hoofd, de plankjes van het hekje aan diggelen.
In twee sprongen ben ik bij de put en duik er hals over kop in.
Pa grijpt me bij de arm en trekt me recht. Ik voel geen pijn maar kijk bang afwachtend naar zijn gezicht ... het paar oorvijgen die nu moeten volgen blijft uit. Hij vergeet gewoon om me te straffen voor mijn getreuzel.
Zijn mijn ouders echt zo blij dat ik nog leef?

:wink:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

14 apr 2007, 23:40

Ja Fikske ik heb dit als kind nog horen zeggen van mijn grootmoe,dat de kindjes ondervoed waren,en dat er een gevaar was voor scheurbuik(door tekort aan vit.C)Bedankt voor het aangrijpend verhaal.
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

14 apr 2007, 23:56

aan de lezers van deze topic,
Geloof het of niet maar ik heb ne ganse avond alle bijdragen nog eens gelezen en 't is nu bijna 24 uur en zeggen, ik heb er plezier aan beleeft.
Aan fikske, doe zo voort man !!!!!! proficiat voor uw bijdragen.
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

16 apr 2007, 18:40

jeronimo schreef:... Aan fikske, doe zo voort man !!!!!! proficiat voor uw bijdragen.
Zie, als ge mij zo aanmoedigd hé Jeronimo dan kan ik niet anders dan weer in mijn pen kruipen en een verhaaltje bovenhalen van wat ik me herinner over de Bevrijding. Dus een laatste maal over de periode 'onder de oorlog'.
Al wat nadien nog komt zal wat vrolijker zijn (omdat het van 'na den oorlog' is hé!)

Begin september 1944 trekken de Engelsen, Amerikanen en Canadezen vanuit Frankrijk, België binnen en één dag later zijn ze al in Brussel.

De laatste Duitsers maken zich uit de voeten met alles wat enigszins kan rijden. Zo worden er nog heel wat fietsen en paarden met kar weggehaald en gestolen bij de burgers.
Langs de Mechelsesteenweg zien we een personenauto voorbijrijden waaraan langs weerszijden een lang touw is vastgemaakt. Aan elk touw hangen wel tien fietsende Duitsers die zich op die manier laten voortslepen.
Tot op de dag van de intocht der Canadezen wordt er nog overal geschoten en houden kleine groepjes Duitsers stand.
In de chaos die ontstaat raken vele Duitsers niet tijdig meer weg en moeten zich overgeven aan de geallieerden.
‘Ze komen, ze komen,’ roept Julien onze buurjongen, ‘in Oppem staat iedereen al op straat, haast jullie!’ Hij is buiten adem en laat zich uitgeput op een stoel neervallen.
Als een lopend vuurtje verspreidt zich het nieuws dat ‘ze’ vanuit Waterloo over de Mechelse steenweg in onze richting komen.
Als vader dit hoort aarzelt hij geen ogenblik en grijpt mij en mijn broer bij de hand om te gaan kijken. Hij is vreselijk opgewonden en wij moeten heel de tijd lopen om te kunnen volgen terwijl hij ons voort sleurt.
Het is anderhalve kilometer lopen en onderweg komen we almaar meer lachende en drukdoende mensen tegen die zich net als wij naar de steenweg haasten.
Als we nog ruim vijfhonderd meter van ons doel verwijderd zijn horen we het al; Het doffe geraas van zware voertuigen dat in vlagen overstemd wordt door het enthousiaste geroep en gejuich van de menigte.
Dan zien we ze ook! Over de kasseien van de steenweg daveren de tanks en de legervoertuigen in lange colonnes voorbij. Soldaten steken met hun bovenlichaam uit hun tank of zitten rond de koepel en wuiven naar iedereen.
Enkele jonge waaghalzen kruipen op de rijdende pantsers, geven de soldaten de hand en bedelden om chocolade en sigaretten. Ook meisjes en jonge vrouwen worden op de voertuigen gehesen en werpen zich zonder scrupules in de armen van de soldaten.
Langs de steenweg ziet het zwart van de joelende massa, jong en oud, iedereen is daar! Velen onder hen dansen, zwaaien met Belgische vlaggen en zingen tot hun kelen er schor van worden. Iedereen grijpt iedereen vast, de vreugde is onbeschrijfelijk.
Mensen wenen van geluk en voor het eerst zie ik tranen lopen over de wangen van mijn vader.
Er zijn ook minder prettige taferelen. Om hun opgekropte frustraties van vier jaar verdrukking bot te vieren klimmen enkele heethoofden op het balkon van een huis met uitgestoken Belgische vlag en steken deze in brand. Het blijkt het huis te zijn van iemand die met de Duitsers heeft gecollaboreerd en zich nu een goede Belg wil tonen door de vlag uit te hangen.
De ‘zwarte’ wordt uit zijn huis gesleurd en de soldaten moeten ingrijpen om te voorkomen dat hij ter plekke wordt doodgeslagen.
Even verder zien we vrouwen met kaalgeschoren schedels die midden op de straat worden uitgescholden en met voorwerpen bekogeld.
‘Waarom doen ze dat pa?’ Vraag ik, maar hij antwoordt niet.
Later hoorden we zeggen dat die vrouwen gestraft werden omdat ze met de Duitsers hadden ‘gelopen’. Ik begreep er niks van.
Aan de voorbijtrekkende voertuigen komt haast geen einde en vader besluit dan maar om naar huis te gaan.
Onderweg is hij nog steeds erg nerveus en op een gegeven ogenblik haalt hij iets uit zijn broekzak, frommelt het bijeen en werpt het in de haag langs de beekstraat.
Plots realiseert hij zich dat er iets fout is, draait zich om en loopt even terug. Hij duikt tussen de haag en haalt er het verfomfaaide papiertje weer uit. Wanneer hij het openvouwt ziet hij dat het een briefje van vijftig frank is. Hij fluit tussen zijn tanden en zegt opgelucht: ‘Wat een geluk dat ik het gezien heb want anders konden we morgen geen brood kopen.’ Hij lacht hartelijk om zijn stommiteit en uitgelaten stappen we verder naar huis.

De komst van de Amerikanen luidt voor ons een heel nieuw tijdperk in. Het is niet alleen het einde van de oorlog maar ook het begin van vrede die wij als kind nooit hebben gekend.
Al spoedig heeft Louis weer werk en komt er geld binnen en hierdoor ook beter eten op tafel. Nieuwe dingen ook, die we nog nooit gegeten hebben.
Ik herinner mij dat pa eens bananen had meegebracht en ze ons liet proeven. Als hij ze te voorschijn haalt ben ik diep ontgoocheld omdat ze niet mooi rond en lang zijn zoals men altijd vertelde, maar krom en hoekig. De smaak valt echter wel mee en ook de sinaasappels en de chocolade zijn lekker.
Op de renbaan van Sterrebeek slaan de Amerikanen een heel legerkamp op.
Er staan wel honderd grote tenten en de soldaten zijn vriendelijk en delen vaak chocolade, koekjes en kauwgom uit.
Wie zijn zuster kan overtuigen om een afspraakje te maken met een soldaat zit gebeiteld en krijgt alles wat zijn hartje lust.
Wij hebben geen zuster maar halen wel regelmatig de vuile was op bij de soldaten om deze door ons moeder te laten doen. Zij wordt niet betaald voor de was maar krijgt in ruil dubbel zoveel stukken zeep dan ze nodig heeft. Hiermee kan ze ook onze eigen was doen.
Toch krijgen wij van de soldaten nog snoep en ook sigaretten, maar dat vertellen we thuis natuurlijk niet.
Eén keer krijgen we ook enkele witte, langwerpige ballons. We blazen ze op en spelen er mee met de jongens en meisjes in onze buurt.
We vragen ons af of Amerikaanse ballons allemaal zo een eigenaardige lange vorm hebben.
Wanneer moeder deze ‘ballons’ ziet wordt ze vuurrood en pakt het ‘speeltuig’ af terwijl ze ons verbiedt om die ‘dingen’ nog aan te nemen. Wij begrijpen haar houding niet, maar later komen we er achter dat deze ballons eigelijk niet dienen om opgeblazen te worden ...
:lol: :lol:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

16 apr 2007, 22:15

HIhihi Fikske moest lachen met die ballons.Kinderen he....Ewel fikske je verhaal is weer goed.Nu weet ik eindelijk het verschil tussen de zwarten en de witten.Dat was vroeger nog al eens verwarrend voor mij.
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

Fikske
Lid geworden op: 16 dec 2003, 12:31
Locatie: W-O 1970

18 apr 2007, 12:16

Hier een verhaaltje van de nieuwe tijd! Na de oorlog.

1950 ’t ‘Vliegmachien’

Van de schoolbanken geplukt worden om te gaan werken is geen pretje. Plots moet je ‘groot’ zijn en mag je niet meer spelen met de kinderen op straat of je wordt uitgelachen.
Alleen al er over spreken of laten blijken dat je nog graag speelt - je bent tenslotte amper 14 jaar - is bijna een doodzonde.

In tegenstelling tot mijn broer heb ik nogal een levendige fantasie en wordt daarom vaak bestempeld als een dromer.
Het favoriete scheldwoord van mijn vader aan mijn adres is dan steeds: ‘kinneke’, wat klein kind betekent, in ons dialect.
Hij kan maar niet verstaan dat ik nog niet uitsluitend met mijn gedachten bij het werk ben en vaak nog eens droom van de goede tijd op school, toen we nog met de kameraden gingen ravotten in het bos en op donderdagnamiddag ten strijde trokken tegen de ‘bende van de Beek’.

Het was toen allemaal vrij onschuldig want die ‘strijd’ was meestal een gevecht met ‘houten zwaarden’ - stokken eigenlijk - waarmee we probeerden mekaar van een denkbeeldig paard te sabelen.
Een andere keer waren wij de cowboys en zij de indianen en sneden we uit een of andere stok of plankje een revolver of in het beste geval een geweer. Achteraan bevestigden we een wasspelt en spanden elastiekjes van confituurpotten over de loop zodat we echt konden 'schieten'.
Op school werden deze krijgshaftige ontmoetingen besproken en voorbereid. We fantaseerden er op los en gingen zelfs zo ver dat we mekaar probeerden te overbluffen met ingebeelde superwapens die we volgende keer zouden meebrengen.
Zo ook was er gedurende weken sprake geweest van een zelfgemaakt ‘vliegmachien’ waarmee we de vijandelijke troepen zouden komen bombarderen vanuit de lucht, met dikke aarden kluiten! Nooit echter was dat idee tot uitvoering gebracht bij gebrek aan geschikt materiaal en het vakmanschap om het te realiseren.
Het project is al lang vergeten als het op zekere dag opnieuw in mijn gedachten opkomt.

Kort na de oorlog hebben onze ouders met hun eigen zaak al wat geld verdiend en het huisje dat we van René van Fritz huurden, gekocht.
Mijn vader die nogal handig is wil de lelijke houten balken van het plafond nu eindelijk eens bedekken met dunne kartonplaten - Unalit - zodanig dat het geheel er glad en wat chiquer zal uitzien.
Blijkbaar heeft hij zich een beetje misrekend en er is nog wat overschot aan panlatten en platen.
Bij het zien van dit ‘lichte’ materiaal schiet mijn fantasie weer in gang en besluit ik toch onze vroegere jongensdroom te verwezenlijken.
Ik heb nu toch al bijna een jaar ervaring als ‘stielman’ en kan al vrij aardig omspringen met hamer, zaag, trektang en ijzerdraad.
Boven op zolder vind ik nog het onderstel van een oude kinderkoets dat als basis voor mijn vliegtuig kan dienen.
Vele zondagen verdwijn ik achter ons huis, in de ruimte naast het kiekenkot, waar ik werk aan mijn uitvinding.
Vliegen kan toch niet zo moeilijk zijn, bedenk ik en overloop de mogelijkheden;
Een motor is veel te zwaar en eigenlijk niet eens nodig ... want je moet maar naar de vogels kijken, die enkel met hun vleugels hoeven te klappen om zonder veel moeite in de lucht te blijven.
Mijn vliegmachien zal dus zo licht mogelijk zijn en bestaan uit het onderstel van de kinderkoets en daaraan vastgemaakt met dikke scharnieren; de vleugels van Unalit.
Een dikke waskoord wordt in het midden van elke vleugel vastgemaakt en ik hoef maar te trekken en weer los te laten opdat de klappende vleugels me in de lucht zullen doen stijgen. Simpel eigenlijk!
Een eerste proef is niet erg succesvol want al trek ik aan de koorden met volle kracht; het toestel komt geen centimeter van de grond ...
Mil, mijn dertien maanden jongere broer lacht zich bijna en kriek als hij me bezig ziet.
Toch geef ik de moed niet op. Ik ben er heilig van overtuigd dat het wel zal lukken als ik van een helling naar beneden kan rijden en genoeg snelheid ontwikkel.

Het idee komt niet zomaar want ik herinner mij dat we kort na de oorlog een parachute maakten van een Engelse vlag die we van de soldaten gekregen hadden.
Aan de vier hoeken van dit zeildoek knoopten we touwen die we aan onze broeksriem vastmaakten.
Dan sprongen we er mee van de hoge zavelput naar beneden en kwamen in een dikke hoop met zavel terecht. Onze val werd enigszins gebroken door de luchtdruk onder de vlag, het gaf de indruk dat we even zweefden.
Dit moet ook met mijn vliegtuig lukken en ik maak dadelijk plannen om een duikvlucht uit te proberen.
Mil zal me helpen en het vliegtuigje een ferme duw te geven: de zavelputrand af terwijl ik met de vleugels zal klappen ... en vliegen als een vogel! Het kan niet mislukken.

Wanneer ik echter de eerstvolgende donderdagavond van mijn werk kom zie ik mijn vliegmachine, met één afgebroken vleugel en kromgetrokken wielen, achter in het kiekenkot staan.
Instinctief weet ik dat Mil er voor iets tussen zit en vlieg op hem af. Hij heeft dit echter zien aankomen en loopt snel weg terwijl hij roepet: ‘De Gène en ik hebben deze namiddag je vlieger eens op straat getest en die vleugel viel er zó af!’

Die dag was ik diep en zwaar ontgoocheld en veel te moe om nog verder achter hem aan te lopen.
Pas later besefte ik dat mijn broer, door zijn roekeloosheid en vernielzucht, misschien onvrijwillig mijn leven had gered.
:oops:
Wie tevreden is met wat hij heeft,
is de rijkste die er leeft.

jadi
Lid geworden op: 25 mei 2006, 17:54
Locatie: de boterstad

18 apr 2007, 23:09

Er is niets mis met een rijke fantasie,die kan ik nu nog hebben Fikske.En ik hoop voor mezelf dat ik dit nooit kwijt geraak.
Jaar 1950 mijn geboortejaar.
danke fikske voor je verhaal
't Is goed in eigen hart te kijken nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond geen enkel hart heb zeer gedaan.

jeronimo
Lid geworden op: 23 jan 2005, 22:18
Locatie: pajottenland

19 apr 2007, 00:41

Onze eerste schoolreis,

In 1946 was er nog geen sprake van schoolreizen maar meester Stany, overgekomen van ergens in het verre Limburg, had zo van die moderne opvattingen.
Zo moesten we meer in zijne groten hof werken dan in de klas, een boekentas hadden we niet nodig want huiswerk stond niet in zijn agenda, hij zou van ons, de enkelen die overgebleven waren in het 7e en het 8e studiejaar echte zelfstandige mannen maken.
Ja we gingen zelfs naar de markt met kersen en krieken die we daags ervoor geplukt hadden.
Dan was er de berekening hoeveel we te samen en ieder afzonderlijk verdiend hadden,
Spijtig genoeg moesten we alles tot op de laatste centiem afgeven maar als dank voor onze noeste arbeid zouden we een schoolreis maken. In die tijd gingen de uitstapjes per vrachtauto volgestouwd met fruitkisten, comfortabel was het niet maar zo geraakten we toch wat verder dan onze dorpsgrenzen, neen we zouden het anders doen, met de tram naar Bergen.(Mons)
Met een pakje boterhammen en ons kruikske stonden we bewuste morgen op de koer, het begon met een voettocht van 2 km naar de dichts bijgelegen halte . Van St Martens Lennik naar Leerbeek was maar enkele haltes, dan moesten we overstappen op de stoomtram tot Edingen. .Nu begon het al wat moeilijker te worden de eerste tram die aankwam was zo volgeladen dat we er niet meer bij konden, dan maar wachten op de volgende.
Ja, nu moesten we mee alhoewel deze ook volzet was, wij werden verdeeld op verschillende wagons en wij weg naar het onbekende, het was reeds middag toen wij er eindelijk waren.
Van de verschillende bezienswaardigheden is me een ding bijgebleven, ergens tegen een muur aangeplakt stond er een metalen aapje met een blinkend kopje, iedereen die er langs kwam moest toch een zijn kopje aaien. Ondertussen hadden we ons boterhammekes en ons kruikje al aangesproken en zij die centen meegekregen hadden mochten zich een ijsje kopen.
Om de drukte van de werkuren voor te zijn , hebben we dan rond drie uur, in omgekeerde volgorde de terugweg aangepakt. Geloof het of niet , het is me altijd bijgebleven en gans het dorp sprak erover, paas nekie, met kinderen op reis gaan, das toch nie gepermiteerd!!!!
niet wat ge zegt telt maar hoe ge het zegt.