Waar vandaan: SOS & EHBO > EHBO > basisprincipes van eerste hulp

Basisprincipes van eerste hulp
basisprincipe 3:
Verleen psychosociale eerste hulp
Psychosociale eerste hulp verlenen, betekent dat je tijdens je hulpverlening niet alleen rekening houdt met de lichamelijke letsels die het slachtoffer heeft opgelopen, maar ook met zijn emoties. Je moet aandacht hebben voor reacties bij je slachtoffer(s) en bij de omstaanders en hier op een gepaste manier mee omgaan.
© Rode Kruis-Vlaanderen
Omgaan met slachtoffers
Psychosociale ondersteuning geven aan een slachtoffer is niet altijd eenvoudig. De reacties van een slachtoffer kunnen immers variëren. Sommigen zijn verward of ontkennen, anderen zijn enorm boos en nog anderen slaan in paniek. Om hieraan het hoofd te bieden, is het belangrijk om je zo goed mogelijk in de situatie in te leven. Volgende vuistregels helpen daarbij:
Als je met een ziek of gekwetst kind geconfronteerd wordt, praat je best eerst met één van de ouders als dat kan. Als de ouder jou als hulpverlener aanvaardt, zal het kind je ook gemakkelijker vertrouwen. Ook bij kinderen is het belangrijk om uit te leggen welke stappen je gaat ondernemen en waarom. Praat op een normale toon en gebruik een eenvoudige taal. Wees niet betuttelend. Zorg ervoor dat het kind zich betrokken voelt, ga dus niet over zijn hoofd heen praten. Neem een kind niet weg bij zijn ouders of andere vertrouwde personen.
  • Benader het slachtoffer op een vriendelijke manier en zonder vooroordelen.
  • Stel jezelf voor.
    • Geef je naam en voornaam.
    • Als je een eerstehulpopleiding hebt gevolgd, meld dat dan.
    • Vraag de naam van het slachtoffer en vraag toestemming de voornaam te gebruiken.
  • Luister naar wat het slachtoffer vertelt en toon medeleven. Op die manier kan je het vertrouwen winnen. Vraag toestemming om eerste hulp te bieden.
  • Geef informatie.
    • Beschrijf wat er gebeurd is. Bijvoorbeeld: "Je bent aangereden door een motor", "Je kreeg een flauwte."
    • Leg uit wat je doet en waarom je dat doet. Zo voelt het slachtoffer zich betrokken en minder hulpeloos.
    • Blijf uitleggen wat je doet, ook al lijkt het slachtoffer je niet te horen en reageert hij niet (hij is bijv. bewusteloos). Misschien hoort het slachtoffer wel meer dan je vermoedt.Let dus altijd op wat je zegt.
  • Blijf bij het slachtoffer. Laat hem niet alleen als dat niet nodig is.
  • Draag zorg voor de bezittingen van het slachtoffer.
    • Zoek naar identificatiedocumenten en eventuele aanwijzingen van mogelijke ziektes.
    • Als je in de handtas of andere persoonlijke spullen gaat zoeken, doe je dat altijd met een getuige.
    • Als het slachtoffer naar het ziekenhuis moet, zorg er dan voor dat alle bezittingen en kleren met het slachtoffer meegaan of bezorg ze aan de politie.
  • Help met een aantal praktische zaken (bijv. een familielid bellen).
  • Geef het slachtoffer zoveel mogelijk het gevoel van controle terug en laat hem doen wat hij kan (bijv. een pijnlijke arm zelf ondersteunen). Op die manier toon je respect en krijgt de betrokkene opnieuw greep op de gebeurtenissen. Zo voelt hij zich betrokken en minder hulpeloos.
Omgaan met omstaanders
Het is ook belangrijk om familieleden, vrienden of andere omstaanders te ondersteunen. Sommigen zijn erg verward, waardoor ze in de weg kunnen lopen. Anderen zijn nauw betrokken bij het slachtoffer en hebben nood aan informatie. Als je als eerstehulpverlener geen informatie kan geven, bestaat de kans dat familieleden en vrienden heftig reageren.
Hou een aantal zaken in je achterhoofd als je met familieleden of vrienden geconfronteerd wordt.
  • Blijf kalm. Zorg eerst en vooral voor vertrouwen. Iemand die chaotisch rondholt, zal minder snel vertrouwen scheppen dan een kalme persoon.
  • Omstaanders die niet gekwetst zijn, kan je in het hulpverleningsproces inschakelen. Laat hen de hulpdiensten bellen of de situatie veilig maken. Op die manier kan jij je volledig met het slachtoffer bezighouden.
  • Stel je voor aan familieleden en verwanten en laat hen meeluisteren. Verduidelijk telkens alle stappen die je neemt of al ondernomen hebt. Geef correcte informatie en antwoord altijd eerlijk op gestelde vragen.
  • Neem beschuldigingen niet persoonlijk en vermijd discussie. Je mag gerust iemand laten uitrazen, maar aanvaard zeker geen fysieke agressie. Agressief gedrag kan een uiting zijn van dronkenschap, maar ook van angst of onzekerheid. Zeg duidelijk aan het slachtoffer en de familie dat je hun ongerustheid begrijpt, maar dat je geen hulp kan bieden als je bedreigd of beledigd wordt. Als ze dit begrijpen, kan je verder hulp verlenen. Als dat niet zo is, blijf je vriendelijk en wacht je op de hulpdiensten.
Omgaan met een paniekaanval

Een paniekaanval is een opstoot van extreme angstgevoelens. Deze angstgevoelens treden op als iemand het gevoel heeft in een uitzichtloze situatie te verkeren en geen greep krijgt op de gebeurtenissen. Dit kan zeer bedreigend overkomen. Ook stress en druggebruik kunnen een paniekaanval veroorzaken.

Paniekaanvallen komen ook voor bij mensen die een extreme angst hebben voor bepaalde zaken. We spreken dan over een fobie (bijv. angst voor kleine ruimtes, voor open plaatsen, voor vliegreizen). Een plots contact met de situatie kan een paniekaanval uitlokken.

Paniekaanvallen komen weinig voor en houden geen direct lichamelijk gevaar in.

Iemand die een paniekaanval heeft, kan volgende kenmerken vertonen:

  • erge angst
  • snelle, diepe ademhaling (hyperventilatie)
  • snelle polsslag, soms hartkloppingen
  • gevoel van krop in de keel
  • hoofdpijn
  • beven
  • zweten...

Als je met een paniekaanval geconfronteerd wordt, vraag dan aan het slachtoffer of de omstaanders wat er aan de hand is. Heeft het slachtoffer een letsel of een aandoening? Heeft hij reeds vroeger paniekaanvallen gehad? Is er druggebruik in het spel?

Probeer te weten te komen wat de paniekaanval heeft veroorzaakt en verwijder de oorzaak als dat kan (bijv. een spin). Door met korte, rustige zinnen te spreken kan je het slachtoffer kalmeren. Ook een rustige omgeving kan hierbij helpen.

Hou er rekening mee dat een slachtoffer dat drugs heeft gebruikt agressief kan zijn of andere reacties kan vertonen.

Let op: niet elke emotionele reactie op een ongeval of een aandoening kan je een paniekaanval noemen. Zo kunnen slachtoffers of familieleden na een noodtoestand reacties vertonen zoals versuffing, tunnelzicht, schrik voor de gevolgen van het ongeval of voor de dood. Dit zijn normale reacties op een abnormale situatie.

Omgaan met abnormaal gedrag
We hebben vaak schrik van mensen die (plots) 'raar' doen. Het is normaal dat een slachtoffer van een ongeval of een plotse ziekte zenuwachtig, ongerust of angstig is. Afwijkend gedrag kan echter ook een gevolg zijn van de gezondheidstoestand van het slachtoffer. Als verwardheid optreedt bij iemand die op het eerste zicht logisch reageerde, dan kan dit een teken zijn van zuurstoftekort, suikertekort (hypoglycemie), hersenbloeding, onderkoeling of andere verwikkelingen. Het is ook mogelijk dat afwijkend gedrag berust op een geestesziekte (psychiatrie). Als je tijdens de hulpverlening een verandering ziet in het gedrag van het slachtoffer, meld dat aan de hulpdiensten. Het kan belangrijk zijn bij het inschatten van de toestand van het slachtoffer.
Bron: Help! Eerste hulp voor iedereen. 3de druk: november 2008 (bijgewerkt) - Rode Kruis Vlaanderen
Fotografie: BIVV, Corbis, Luc David, Graphic Obsession, iStock, Robert Jooris, Stockxpert, Frank Toussaint, VAD, Carl Vandervoort, Pascal Van Waeyenberghe, Rode Kruis-Vlaanderen