Waar vandaan: Juridisch advies > Aansprakelijkheid bij het omvallen van een kraan

Aansprakelijkheid bij het omvallen van een kraan

Juridisch advies

< Vorige Archief Volgende >
     

Het gebruik van een kraan op een ietwat grotere bouwwerf, is bijna niet meer weg te denken. Daar er bij het opstellen en het gebruik van dergelijke kranen meestal heel wat mensen betrokken zijn, is het heel moeilijk om in geval van een ongeluk een aansprakelijke aan te duiden. Binnen de terzake dienende wetgeving is er echter slechts één belangrijk uitgangspunt nl. artikel 1384, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Aan de hand van dit artikel zal de rechter in de praktijk nagaan wie zal moeten instaan voor het vergoeden van de opgelopen schade.

 

Het principe van artikel 1384, lid 1 Burgerlijk Wetboek

 

Dit artikel stelt dat men moet instaan voor de schade welke veroorzaakt wordt door zaken die men onder zijn bewaring heeft. Opdat de bewaarder van een zaak aansprakelijk kan gesteld worden, moet de benadeelde het bewijs leveren van een gebrek aan de zaak en van het oorzakelijk verband tussen dit gebrek en de opgelopen schade. Of de bewaarder nu kennis had van het gebrek, speelt geen rol.

Bij dit soort aansprakelijkheid is het dus niet nodig dat een fout werd vastgesteld.

De bewaarder van de zaak kan zich ontdoen van zijn aansprakelijkheid indien hij kan aantonen dat de schade te wijten is aan een vreemde oorzaak (bijvoorbeeld toeval of overmacht). Al deze elementen nl. het gebrek aan de zaak (hier dus de kraan) en/of een geval van overmacht of toeval worden door de rechter geval per geval nagegaan.

 

In de praktijk blijkt ook vaak dat gewichten zoals bijvoorbeeld een ladder, kruiwagen of andere aan de kraan wordt vastgehecht. Of dit een gebrek uitmaakt van de zaak en hierdoor de schade ontstaat, is eveneens een feit waarover de rechter moet oordelen. Dit gebeurt in de meeste gevallen nadat een deskundige ter plaatse is geweest en in zijn verslag uiteenzet wat er precies mis is gegaan. Aan de hand van de omstandigheden en dit verslag zal de rechter dan één of soms meerdere aansprakelijke personen aanduiden.

 

Een voorbeeld

 

Tijdens een heel erg winderige ochtend valt op een grote bouwwerf een kraan om en brengt zij aanzienlijke schade toe aan een handelszaak en een autobus. A is eigenaar van de kraan, onderaannemer  B is onderaannemer en zette de kraan recht. In eerste aanleg oordeelt de rechter dat de windsnelheden niet van dien aard waren opdat "overmacht" kon ingeroepen worden.

A moet instaan voor de schadelijke gevolgen welke dit voorval aan de handelszaak en de autobus hebben toegebracht; zijn verzekering "Machinebreuk" moet hem deze bedragen terugbetalen. De verzekering is het hiermee echter niet eens en gaat in hoger beroep.

 

Hier wordt evenmin overmacht aangenomen en werd vastgesteld dat de montage van de kraan geen gebreken vertoonde. Doch uit het expertiseverslag bleek wel dat er niet genoeg tegengewicht was geplaatst om de wind op te vangen die er toen was. De rechter meende dat dit een gebrek was in de zin van het hierboven aangehaalde artikel 1384, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Hij stelt ook hier A, zijnde eigenaar van de kraan, én de kraanwachter aansprakelijk.

De benadeelde partijen (de handelszaak en de autobus) moeten door eigenaar A vergoed worden voor de opgelopen schade.

Maar ... anderzijds deed eigenaar A beroep op een gespecialiseerde firma onderaannemer B voor het opstellen van dergelijke kranen. Het is dan ook deze firma die had moeten zorgen voor voldoende tegenwicht bij het plaatsen van de kraan bij dergelijke windkrachten. De rechter beslist dat onderaannemer nalatig is geweest en hierdoor de kraan is omgevallen en de schade heeft veroorzaakt.

Dus besluit de rechter hierbij dat onderaannemer het verlies van de kraan moet vergoeden aan eigenaar A en meer bepaald aan zijn verzekeraar "Machinebreuk".

 

Aansprakelijkheidsbedingen - bevrijdingsbedingen

 

Bij het afsluiten van overeenkomsten betreffende het plaatsen van kranen, wordt vaak een "bevrijdingsbeding" opgenomen. Dit komt neer op het uitsluiten van de aansprakelijkheid indien er zich een ongeval voordoet. Bij deze bedingen proberen de partijen af te wijken van hun contractuele aansprakelijkheid. In principe zijn dergelijke bedingen geldig.

Partijen zijn trouwens vrij om de inhoud van hun overeenkomsten te bepalen, mits dwingende wetsbepalingen in acht worden genomen. Zijn deze bevrijdingsbedingen echter strijdig met deze dwingende wetsbepalingen, dan zijn zij uiteraard nietig.

 

Zijn deze clausules rechtsgeldig?

 

Tegenwoordig wordt aangenomen dat partijen in principe van het gemeen recht inzake contractuele aansprakelijkheid mogen afwijken. De rechtsgeldigheid van deze aansprakelijkheidsbedingen is aan geen enkele vormvereiste onderworpen. Deze bedingen mogen zelfs berusten op een stilzwijgende, doch wel een zekere instemming van de partijen.

Concreet betekent dit dat aansprakelijkheids- en bevrijdingsbedingen rechtsgeldig zijn.

Toch bestaan er een drietal uitzonderingen nl. het bedrog, de ontkrachting van de overeenkomst en wettelijke verbodsbepalingen.

Men kan zich dus niet bevrijden van zijn bedrog of opzettelijke fout.

De "ontkrachting van de overeenkomst"; hier wordt bedoeld dat het bevrijdingsbeding niet tot gevolg mag hebben dat de inhoud of de zin zelf van de overeenkomst aangetast wordt.

 

In een ander aantal gevallen zijn bevrijdingsbedingen verboden omdat de wet zelf ze verbiedt.

Zo zijn bijvoorbeeld nietig: bevrijdingsbedingen op het gebied van zware fout bij verzekeringen, bedingen waarbij men zich onttrekt aan de strafrechterlijke aansprakelijkheid en bedingen inzake de 10 jarige aansprakelijkheid van aannemers en architecten.

 

 

Donderdag 04 Januari 2007

 

 

rss