Waar vandaan: Interieur en inrichting > Verwarming > Centrale verwarming

Centrale verwarming

Het principe
Een centrale verwarmingsinstallatie is een complex samenspel tussen verschillende elementen; de ketel – met de brander en de boiler – de leidingen, de warmtelichamen en de regelapparatuur.
Het verhaal begint bij de verwarmingsketel die warm water op temperatuur brengt. Dit wordt vervolgens via de leidingen naar de warmtelichamen gevoerd om de warmte van het water aan de lucht af te geven. De warmtevraag wordt gestuurd door de regelapparatuur.

Verwarmingsketels
Er bestaan drie types verwarmingsketels:

  • Klassieke: Het water wordt verwarmd tot een temperatuur tussen 70 en 90° C op basis van klassieke verbranding (lage aankooprijs – laag rendement)
  • Lage temperatuur: Het water wordt verwarmd tot een temperatuur tussen 30 en 70 ° C, dit door verbranding en warmterecuperatie uit de verbrandingsgassen. (hoog rendement)
  • Condensatie: Het water wordt verwarmd tot een temperatuur tussen 70 en 90 ° C. Naast de brander wordt hiervoor ook optimaal gebruik gemaakt van de warmte in de waterdamp uit de verbrandingsgassen. Dit type ketel wint snel aan terrein. (hoog rendement)

Formaten
Verwarmingsketels bestaan in twee varianten:

  • Vloerketels: Vragen nog een beperkte vloerruimte. Dit moet niet noodzakelijk een aparte stookruimte zijn, maar kan ook een hoekje in de kelder of garage zijn.
  • Wandketels: kunnen eenvoudig tegen een wand gehangen worden, zijn heel compact. Er is dus geen aparte stookruimte meer nodig. Dit principe laat zelfs toe gaswandketels op zolder te plaatsen wat op zich voordeliger is in de woonpolis.

Open of gesloten apparaten
Voor aanvoer van zuurstof en de afvoer van de rookgassen bestaan er twee verschillende principes:

  • Open systeem: klassieke schoorsteen zorgt voor de afvoer van de rookgassen, de zuurstof – nodig voor de verbranding – wordt uit de ruimte gehaald waar de gasketel staat of hangt.
  • Gesloten systeem: via één muurdoorvoer worden rookgassen weggeblazen en zuurstof aangezogen. Dit via een dubbelwandige buis. De binnenste buis voert de rookgassen af, de buitenste zuigt zuurstof aan.

Brandstoffen
Aardgas
- Lage installatiekosten; geen opslagtank nodig, vraagt minder ruimte
- Jaarlijkse controle van installatie is niet verplicht, maar is wel een aanrader
- Is een eindige brandstof.

Stookolie
- Installatiekost ligt hoog (opslagtank nodig, ruimte voor opslagtank, …)
- Jaarlijkse controle van installatie is verplicht
- Is een eindige brandstof

Elektrische verwarming
- Heel lage installatiekost: geen ketel nodig , geen extra ruimte nodig. Het verwarmingselement wordt rechtstreeks op het stopcontact aangesloten
- Duur in verbruik
- Indirecte elektrische verwarming (accumulatie) is goedkoper dan directe elektrische verwarming

Kwaliteitslabels
OPTIMAZ en OPTIMAZ-elite
Om het rendement van stookolieketels aan te geven werden twee kwaliteitslabels in het leven geroepen:

  • OPTIMAZ: wordt toegekend aan hoogrendementscombinaties met lage temperatuurtechniek die en verbrandingsrendement van minimum 93 % behalen. Tegelijkertijd voldoet het apparaat voor 100 % aan de strengste normen inzake NOx- en CO-emissies.
  • OPTIMAZ-elite: bestemd voor stookolieketels die gebruik maken van de condensatietechniek. Ze recupereren nagenoeg volledig de warmte die verloren gaat via de uitlaat of schoorsteen. Deze condensatieketels moeten een rendement van 97,5 % behalen.

HR+ en HR TOP
Ook bij gasketels tonen kwaliteitslabels hun rendementsprestatie aan:

  • HR+: bieden een minimumrendement van 84 (+2 log Pn)% bij vollast en 80 (+ 3 log Pn)% bij deellast. Ze zijn verder ook volledig in regel met de geldende emissienormen.
  • HR TOP: is de variant van het HR+-label voor condensatieketels. Hier mag je rekenen op minstens: 91 (+ 1 log Pn) % bij vollast en op minstens 97 (+ 1 log Pn)% bij deellast.

Bron: Habitos