De werking van het oog

Waar vandaan: Gezond Leven > Kijken en Zien > Ons gezichtsvermogen > De werking van het oog

De werking van het oog

We kunnen het oog enigszins vergelijken met de werking van een camera. Zowel het oog als een camera hebben een lens en de pupil kan worden beschouwd als de lensopening. Het netvlies fungeert als lichtgevoelige "film" waarop het beeld dat van buiten komt wordt afgebeeld.

Net als een foto- of filmcamera heeft het oog allereerst licht nodig. Wanneer een lichtstraal in het oog valt wordt deze door het lenzensysteem (hoornvlies en lens) afgebogen. Daardoor valt de lichtstraal op het netvlies.

Het beeld dat daar wordt gevormd staat ondersteboven en is verkleind. Dit beeld krijgt pas betekenis wanneer het via de oogzenuw in de gezichtscentra van de hersenen terecht komt. Hier worden de beelden van beide ogen gecombineerd en vindt de interpretatie plaats.

NETVLIESEen figuur uitsluitend ter illustratie over het oog.
Een belangrijk deel van het zien gebeurt dus op het netvlies dat lichtgevoelige cellen bevat. Wanneer zo'n cel door een lichtstraal wordt getroffen, ontstaat een elektrische prikkel die door de oogzenuw aan de hersenen wordt doorgegeven.

Er zijn twee soorten lichtgevoelige cellen: kegeltjes en staafjes.
De kegeltjes vangen sterk licht op en kunnen kleuren onderscheiden. De staafjes reageren op zwak licht, waardoor men in de schemering of 's nachts kan zien.

Op het netvlies, recht achter de pupil, bevindt zich een plek met een hoge concentratie kegeltjes, die de gele vlek wordt genoemd. Vanaf de gele plek naar de randen van het oog toe, nemen de kegeltjes in aantal af en de staafjes toe.

Intensief en gedetailleerd kijken gebeurt met de gele vlek. Maar wie 's avonds een zwakke ster wil zien, doet er goed aan ernaast te kijken. Dan valt het beeld van die ster namelijk niet langer meer op de gele vlek, maar ernaast op het netvlies, waar meer staafjes zijn. Omdat die staafjes lichtgevoeliger zijn dan kegeltjes, is zo'n zwakke ster op die manier beter te zien.

HOORNVLIES EN LENSEen figuur van de opbouw van een oog.
Hoornvlies en lens spelen bij het "scherp" zien een belangrijke rol.
Zowel het hoornvlies als de lens zorgen ervoor dat de lichtstraal wordt gebroken. De grootste breking treedt op in het hoornvlies. De ooglens moet het beeld verder "scherp stellen".

Wanneer iemand een voorwerp in de verte bekijkt, dan wordt de lens door spiertjes afgeplat. De lichtstralen worden dan minder sterk gebroken en kunnen van grote afstand op het netvlies vallen. Ziet men een voorwerp dichtbij dan wordt de lens boller, waardoor het licht sterker gebroken wordt en het voorwerp scherp op het netvlies komt. Deze aanpassingen zijn te vergelijken met het instellen van een cameralens; bij het oog gebeurt dit echter onbewust. Dit wordt accommodatie genoemd.

IRIS EN PUPIL
De iris is gekleurd en die kleuring is afhankelijk van de pigmentatie. Bij weinig pigment is de iris blauw, bij veel pigment bruin. De opening in het midden is de pupil en daarmee regelt het oog de lichtopname. De pupil wordt nauwer bij veel licht en wijder bij weinig licht. Beide pupillen veranderen gelijktijdig, in een reflex. Niet alleen licht heeft invloed op de pupillen. Verkleining vindt ook plaats wanneer men naar dichtbij gelegen voorwerpen kijkt, terwijl de pupillen groter worden bij het zien van iets ontroerends of opwindends.

KLEUREN ZIEN
Zoals reeds vermeld kan men met de kegelvormige cellen van het netvlies kleuren waarnemen. Er zijn drie soorten kegeltjes en elke soort bevat een eigen pigment: rood, groen en blauw; de zogenaamde primaire kleuren. De vele duizenden verschillende tinten die een mens kan onderscheiden zijn allemaal van deze kleuren afgeleid.
De hersenen zorgen er voor dat men de beelden niet alleen in de juiste proporties ziet, maar via de signalen die de kegeltjes uitzenden ook in de goede kleur. Dat eenzelfde kleur soms anders wordt ervaren, komt door de kwaliteit van het licht. Bij lamplicht heeft alles een iets andere kleur dan bij zonlicht.

Er is sprake van kleurenblindheid wanneer men bepaalde kleuren niet herkent. De aanleg voor deze aandoening is vaak erfelijk en komt meer voor bij mannen (8%) dan bij vrouwen (0,4%). In de meeste gevallen worden de kleuren groen en rood door elkaar gehaald. Omdat verkeerslichten volgens internationale afspraken worden uitgevoerd, weet iemand die kleurenblind is door het oplichten van de bovenste ronding toch dat het licht op rood staat, zonder dat men de kleur als zodanig herkent.

BEELDEN ZIEN
Elk oog geeft z'n eigen beeld aan de hersenen door. Doordat beide beelden met elkaar gecombineerd worden ontstaat perspectief en kan men diepte zien. Om dit te ondervinden kunt u de volgende test doen. Sluit één oog en probeer een 30 tot 50 centimeter voor u op de tafel liggend voorwerp met de wijsvinger in één keer vanuit de lucht aan te raken. Naar alle waarschijnlijkheid lukt dat niet. Wanneer u beide ogen opent, kost dit echter geen enkele moeite. Dit bewijst dat de ogen slechts in samenwerking ruimtelijk zien en daardoor het schatten van afstand mogelijk maken.

Een trucafbeelding.

Echter, ook wanneer men met beide ogen kijkt is het gezichtsveld beperkt.
Alleen een kleine zone van het gezichtsveld is scherp te zien. Wat zich daarbuiten afspeelt wordt weliswaar opgevangen maar is niet helder. Toch is deze zone eveneens belangrijk. Verschijnt er een auto in de hoek van het gezichtsveld, dan ziet men deze weliswaar niet scherp, maar wel goed genoeg om erdoor gewaarschuwd te worden.
Dat men veel beelden herkent zonder ze in hun geheel te zien, is te danken aan het geheugen. Beelden uit het heden worden vergeleken met de informatie uit het verleden.

Een trucafbeelding.

Daarnaast speelt bij waarneming ook de interpretatie door de hersenen een grote rol. Kijk maar eens naar de hierbij afgebeelde tructekeningen. De hersenen worden misleid, waardoor de dingen anders lijken dan ze in werkelijkheid zijn. Kijk maar eens goed of de horizontale lijnen in de grote afbeelding wel evenwijdig aan elkaar lopen. En welk woord kunt u in het kleine kader lezen?

 

BESCHERMINGEen oog.
De ogen worden op natuurlijke wijze beschermd. Ze zitten veilig in kassen waardoor ze tegen een stootje kunnen. Daarnaast worden ze nog eens extra beschermd door de oogleden die zich bij dreigend gevaar in een reflex sluiten.

Men knippert zo'n tien tot vijftien keer per minuut met de oogleden. In een rokerige ruimte, bij spanning of grote concentratie gebeurt dit nog vaker. Het belang van het knipperen is dat er elke keer een beetje traanvocht uit de traanklier over het oog wordt verspreid. Traanvocht gaat uitdroging van de oogbol tegen en doodt schadelijke bacteriën. De wimpers beschermen het oog tegen vuiltjes, kleine insecten en zonlicht, terwijl de wenkbrauwen er voor zorgen dat regen of zweet niet in, maar naast de ogen loopt.


Bron: Oogmerk