Radiotherapie

Waar vandaan: Gezond Leven > Omgaan met kanker > Over kanker > Behandelingen > Radiotherapie

Radiotherapie

Radiotherapie maakt gebruik van stralen met een hoge energiewaarde die de celvermenigvuldiging verstoren en de cellen uiteindelijk vernietigen. Alle weefsels kunnen in verschillende graad zijn aangetast, maar vooral de organen met een hoog celvernieuwingsgehalte zijn er gevoelig aan.

De biologische effecten vloeien voort uit het feit dat de stralen een rechtstreekse of onrechtstreekse invloed hebben op de grote celmoleculen, meer bepaald op de chromosomen.

De bestraling gebeurt vaak met behulp van lineaire deeltjesversnellers (externe radiotherapie). Een andere techniek bestaat erin radioactieve stoffen in rechtstreeks contact te brengen met het gezwel (brachytherapie).

Het biologische effect van de stralen hangt af van de geleverde dosis voor een bepaald volume: hoe groter het gezwel, hoe meer cellen het bevat en hoe hoger de dosis moet zijn om het gezwel te vernietigen.

De opsplitsing van de bestralingen in een reeks sessies met tussenpozen van enkele uren of een dag ligt aan de basis van de doeltreffendheid van de bestralingen.

De geneeslijkheid van een gezwel door radiotherapie hangt dus af van verschillende factoren:

  • de stralingsgevoeligheid
  • de grootte van het gezwel
  • het stadium van de ziekte

De meeste vormen van kanker kennen een intense celproliferatie; vandaar dat ze zo gevoelig zijn aan stralen. Omdat de herstelmechanismen in de kankercellen minder sterk zijn dan in de gezonde cellen, doet de schade zich voornamelijk in het gezwel voor. Dat verklaart waarom de radiotherapie de kanker kan vernietigen, terwijl de gezonde weefsels in leven blijven.

Toch hebben de bestralingen ook gevolgen voor de gezonde weefsels: hun tolerantie verschilt van orgaan tot orgaan, maar in het algemeen neemt het risico op neveneffecten toe met de afgeleverde dosis en de bestraalde volumes.

De biologische effecten van radiotherapie komen voort uit de ionisatie (aanmaak van ionen), veroorzaakt door botsingen tussen deeltjes van de stralenbundel uit het radiotherapietoestel en de elektronen van het bestraalde weefsel.

De ionisatie van watermoleculen in de cellen zorgt voor de aanmaak van vrije radicalen (zeer reactieve chemische stoffen) die het DNA aanvallen en letsels veroorzaken. Als herstel achterwege blijft, kunnen de letsels de dood van de cel veroorzaken.

 

Bron: Stichting tegen Kanker