Immuuntherapie

Waar vandaan: Gezond Leven > Omgaan met kanker > Over kanker > Behandelingen > Immuuntherapie

Immuuntherapie

Immuuntherapie heeft als doel het afweersysteem van de kankerpatiënt te ‘mobiliseren’ tegen de ziekte. Momenteel vormt het een van de belangrijkste pistes in het wetenschappelijke kankeronderzoek.

Het afweersysteem bestaat uit een aantal gespecialiseerde cellen aangemaakt door het beenmerg. Ze zijn voornamelijk aanwezig in het bloed, de lymfeklieren en de milt, maar ze kunnen ook direct binnenin de weefsels circuleren.
Deze cellen werken samen om het lichaam te beschermen tegen aanvallen van buitenaf (microben, virussen en andere indringers). Deze ‘aanvallers’ worden opgespoord, geïdentificeerd, aangevallen en geëlimineerd. Logischerwijze zou het afweersysteem ook moeten optreden tegen kankercellen, een soort van indringers van binnenuit. Toch blijken ze in deze gevallen niet in staat om hun beschermingsrol te vervullen.

Wetenschappers hebben al onderzoeken verricht naar de redenen van dat falen. Daarvoor hebben ze diepgaande studies verricht naar de afweermechanismen die in werking treden bij het afslaan van een ‘ongewenste’ indringer.

De vooruitgang die op dat vlak is geboekt, is zo groot dat er vandaag volop klinische tests aan de gang zijn op het gebied van kankerbestrijdende immuuntherapie.

Hoe werkt celimmuniteit?
De T-lymfocyten (een bepaalde groep van witte bloedcellen) zijn de “werfleiders” op het vlak van celimmuniteit. Wanneer ze een antigen ontmoeten (abnormaal proteïne dat aanwezig is aan de oppervlakte van een cel) treden de lymfocyten in werking. Met de hulp van andere lymfocyten (“helpers” genaamd) gaan ze zich eerst vermenigvuldigen. Vervolgens haken ze zich vast aan ongewenste cellen. Bij dat contact komen er chemische stoffen vrij die de ongewenste cellen vernietigen.

Om bij kanker een afweerreactie uit te lokken, spelen ook andere cellen een cruciale rol. Het gaat om cellen met antigen (dendrietcellen, macrofagen, B-lymfocyten). Zij gaan de lymfocyten wekken door hen op de gepaste manier tumorantigenen te presenteren. Ze zullen er ook voor zorgen dat de lymfocyten deze antigenen duidelijk identificeren als “te elimineren vijanden”.

Waarom ontsnapt een kanker aan celimmuniteit?
Aanvankelijk dacht men dat kanker niet als dusdanig werd herkend door het afweersysteem. We mogen niet vergeten dat kankercellen ontstaan uit normale cellen die min of meer “aangepast” zijn. Deze veranderingen veroorzaken niet noodzakelijk een voldoende grote wijziging in de “identiteitskaart” van de cel (de antigenen die zich op het membraan bevinden) om een immuniteitsreactie te veroorzaken.

Verder onderzoek heeft aangetoond dat er zich ondanks alles een immuniteitsreactie kon voordoen, maar dat deze te zwak of te laat kwam om doeltreffend te zijn. Bovendien ontwikkelen bepaalde tumorcellen een beproefde camouflage (door bijvoorbeeld alle antigenen van hun celmembraan te verwijderen) waardoor ze kunnen ontsnappen aan de waakzaamheid van hun afweercellen. Andere gaan zelfs gewoon tot de aanval over en slagen erin de immuunreactie te blokkeren.

Hoe het juiste doelwit vinden?
De eerste proeven met kankerwerende immuuntherapie dateren niet van gisteren. In de jaren 70 heeft men bijvoorbeeld het gebruik van het BCG-vaccin getest. Dat is een antituberculosevaccin dat gekend staat om zijn algemene stimulerende werking op de immuniteit. Omdat ze geen specifieke werking hadden tegenover kankercellen leverden de proeven niet de gewenste resultaten op.

Recent heeft men geprobeerd de immuniteitsreactie bij bepaalde patiënten te versterken. Daartoe hebben de onderzoekers 2 pistes verkend:

  • ze verwijderden lymfocyten bij de zieke, vermenigvuldigden ze in het laboratorium alvorens ze opnieuw te injecteren bij dezelfde patiënt;
  • ze injecteerden direct cytokines bij de patiënt (een soort van chemische boodschappers) die in staat zijn om het gehele afweersysteem te stimuleren.

Door de gebrekkige specificiteit tegenover de kankercellen werden de resultaten getemperd. Bovendien kan het gebruik van cytokines gepaard gaan met niet verwaarloosbare neveneffecten (hevige koorts en reacties die gelijkaardig zijn aan deze veroorzaakt door een algemene infectie).
Vandaar het idee om direct op het doelwit in te werken, te weten de kankercellen zelf. Zo kan men proberen ze makkelijker herkenbaar te maken in de "ogen" van het afweersysteem.
Een poging in deze zin bestond erin om tumorcellen te verwijderen, ze aan te passen in het laboratorium en ze door bestraling onschadelijk te maken alvorens ze opnieuw te injecteren bij de patiënt. De moeilijkheid bestaat erin ervoor te zorgen dat de uitgevoerde aanpassingen voldoende krachtig zijn om de immuniteit te stimuleren, maar niet te sterk zodat de afweercellen de niet aangepaste kankercellen nog kunnen herkennen.

 

Bron: Stichting tegen Kanker