Diagnoseonderzoeken dikkedarmkanker

Waar vandaan: Gezond Leven > Omgaan met kanker > Over kanker > Soorten kanker > Dikkedarmkanker > Diagnoseonderzoeken

Dikkedarmkanker: Diagnoseonderzoeken

Wanneer de huisarts vermoedt dat zijn patiënt darmkanker heeft, nadat hij of zij de patiënt onderzocht en ondervraagd heeft, moeten er verschillende onderzoeken gebeuren om de diagnose te bevestigen:

  1. Rectaal onderzoek
    Met een vinger betast men de wand van de endeldarm. Met dat onderzoek komt men gezwellen op het spoor die zich dicht bij de anus bevinden.

  2. Opsporen van verborgen bloed in de ontlasting
    Een kanker gaat vaak gepaard met bloedverlies dat niet altijd zichtbaar is voor het blote oog. Deze microscopisch kleine bloedingen kan men op het spoor komen door een staal van de ontlasting te laten reageren met chemische stoffen (techniek die gekend staat onder de naam "Hemocult").

  3. Radiografie of virtuele colonoscopie van de dikke darm
    Voor dit onderzoek moet de patiënt vooraf laxeermiddelen innemen om de dikke darm vrij te maken van ontlasting en spijsverteringsresten. Zo kan men de wand goed onderscheiden. Met behulp van een rectale sonde brengt men bij de klassieke radiografie barium (een contrastproduct) in in de dikke darm. Dat is nodig om een eerste reeks radiografieën te nemen. Daarna blaast men vaak lucht in de dikke darm (met behulp van de rectale sonde) om de darmwand nog beter zichtbaar te maken op de bijkomende radiografie. Na het onderzoek neemt men de sonde uiteraard weg. Bij de virtuele colonoscopie wordt lucht in de darm geblazen en met een CT-scan beelden gemaakt.

  4. Endoscopie
    Een endoscoop is een dunne, soepele buis uitgerust met een optisch systeem en een verlichtingssysteem. Zo kan men de wanden van de lichaamsholten of de holle organen onderzoeken. Eerst leegt men de dikke darm (zie radiografie). Vervolgens brengt men de endoscoop in via de anus. Als het apparaat tot aan de S-vormige darm gaat, heet het onderzoek een recto-sigmoïdoscopie. Men spreekt van coloscopie wanneer men de hele dikke darm onderzoekt. Met behulp van de endoscoop kan men kleine stukjes verdacht weefsel wegnemen (een poliep bijvoorbeeld). Onder de microscoop onderzoekt men vervolgens dat staal om de juiste aard ervan te bepalen. Dat is van kapitaal belang voor de diagnose omdat enkel het microscopisch onderzoek zekerheid biedt over de al dan niet kankerachtige aard van een gezwel.

  5. CEA dosering (carcino-embryonnair antigeen)
    Het gaat om een stof die van nature in heel kleine hoeveelheden aanwezig is in het bloed, maar die bepaalde kankers (waaronder dikkedarmkanker) in overvloed aanmaken.

    In het medisch jargon heet een dergelijke stof tumormerker. De dosering gebeurt door bloedafname.

    Als de diagnose kanker luidt, vraagt de huisarts andere onderzoeken aan om de ontwikkelingsgraad van het gezwel vast te stellen.

    In geval van endeldarmkanker kan dat gaan om een transrectale echografie (waarbij men een ultrasone sonde in de anus inbrengt). Ook een scanner of een magnetische kernresonantie (MRI) kunnen nuttig zijn. Deze onderzoeken geven een beeld over hoe diep het gezwel zich binnenin de darmwand heeft genesteld (dat is zeer belangrijk om het stadium van de ziekte te bepalen) en laten toe om afwijkingen (eventuele uitzaaiingen) op te sporen in de lymfeklieren rond de dikke darm.

    Vervolgens voert men een uitzaaiingbalans uit, op zoek naar eventuele metastasen.

    Deze balans omvat een onderzoek van de lever (echografie, scanner of magnetische kernresonantie). Uitzaaiingen van darmkanker doen zich vaak in de lever voor. Men onderzoekt ook de longen, zeker in het geval van endeldarmkanker.

Als u één van deze onderzoeken moet ondergaan, vraag dan gerust uitleg over het hoe en waarom ervan.

 

Bron: Stichting tegen Kanker