Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > Te land
De Belgen in Engeland 1940-1945
19,95 € - 218 pagina's |
<<< Vorige pagina |
Te land
Hitlers Kommandobefehl
Behalve enkele zeldzame uitzonderingen hielden de Duitsers zich bij de behandeling van (westerse) geallieerde krijgsgevangenen vrij strikt aan de Conventie van Genève, van 1929. Voor twee categorieën werden deze bepalingen echter aan de kant geschoven: geheim agenten en commando’s.
Het was Hitler zelf die zijn ondergeschikten ertoe aanzette geen genade te tonen en commando’s terstond te executeren. Dat had alles te maken met het alsmaar efficiënter wordende optreden van de geallieerde special forces in bezet Europa en Noord-Afrika. Bij de mislukte operatie in Dieppe waren de commando’s zelfs de enigen die te land succes behaalden. Tijdens deze raid zou er informatie over de speciale commando-opleidingsmethodes in handen van de Duitsers zijn gevallen. Het maakte de angst voor deze bijwijlen erg meedogenloos optredende geallieerde militairen nog groter. Het feit dat ze door commando’s gevangengenomen, gekneveld en mogelijk op ruwe wijze verhoord konden worden, was voor vele Wehrmachtsoldaten een bange gedachte. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de nacht van 3 op 4 oktober 1942, tijdens de Britse raid op het Kanaaleiland Sark. Enkele gevangengenomen Duitsers werden toen om het leven gebracht, nadat één van hen – wellicht in paniek – om hulp zou hebben geroepen. Voor Hitler was dit ‘barbaarse optreden’ de druppel die de emmer deed overlopen.
In het dagelijkse Wehrmachtcommuniqué van 7 oktober liet de Führer officieel bekendmaken dat elke geallieerde militair die zich als ‘een bandiet’ gedroeg, ter plekke geëlimineerd zou worden. Op 18 oktober 1942 volgde het beruchte Kommandobefehl, het expliciete order tot de systematische executie van Sabotagetruppen. Hitler verwees uitdrukkelijk naar het recente optreden van de geallieerde commando’s en zag daarin een legitimatie om hen een koekje van eigen deeg te geven. Punt 3 van het Kommandobefehl was erg duidelijk daarover:
‘Voortaan moeten bij zogenaamde commando-operaties in Europa of Afrika, alle tegenstanders van de Duitse troepen – ook wanneer het, afgaand op het uiterlijk, gaat om geüniformeerde en al dan niet bewapende soldaten of vernietigingstroepen – tot de laatste man gedood worden. En dit ongeacht het feit of het gaat om militairen die strijden of op de vlucht zijn.’(*)
Onder ‘commando’s’ verstond de Führer trouwens ook de militairen van de luchtlandingstroepen:
‘Het speelt daarbij geen rol of zij per schip of per (zweef)vliegtuig naar hun actieterrein worden vervoerd of geparachuteerd worden. Zelfs wanneer deze mannen, als ze ontdekt worden, aanstalten maken zich over te geven, kunnen zij onder geen beding rekenen op genade.’(**)
Hitler besefte wellicht hoe gevoelig zijn Kommandobefehl lag, niet alleen bij de geallieerden, maar ook bij de eigen militairen. Daarom werden maar twaalf exemplaren van de tekst verspreid onder de top van de strijdkrachten, en pas nadat Hitler juridisch advies zou hebben gevraagd – wat dat ook mag hebben voorgesteld. Bovendien bepaalde het order dat individuele commando’s, zoals geheim agenten op missie, terstond moesten worden overgedragen aan de Sicherheitsdienst, een onderafdeling van Himmlers SS. De naziagenten werden immers geacht geen moreel bezwaar te hebben tegen het martelen en executeren van de vijand.
Generaloberst Alfred Jodl, verantwoordelijk voor de operaties in het westen, schaarde zich achter Hitler en zou waken over de uitvoering van het geheime order. Dat was ook dé reden waarom Jodl op het proces van Neurenberg de doodstraf kreeg. Andere topgeneraals, onder wie Rommel en Kesselring, deden dat niet en bevalen hun troepen de leden van de special forces als gewone krijgsgevangenen te behandelen.
In de praktijk hing het lot van de commando’s vooral af van de militairen door wie ze gevangen werden genomen. Het is niet uitgesloten dat ook Wehrmachtsoldaten uit persoonlijke wraak of angst standrechtelijke executies uitvoerden. Naarmate de oorlog vorderde en de verliezen van nazi-Duitsland zich opstapelden, verhardde Hitler zijn standpunt en ook geallieerde vliegtuigbemanningen riskeerden terechtgesteld te worden. Dat het Hitler menens was, bleek onder meer uit de executie van ‘de vijftig’ na de grote ontsnapping van 25 maart 1944. Gelukkig was dat een uitzondering. De meeste verantwoordelijke officieren hielden zich tot het einde van de oorlog aan de Conventie van Genève, wellicht ook om represailles tegenover Duitsers in geallieerde krijgsgevangenkampen te voorkomen.
Een gevangengenomen commando of para was zijn leven hoe dan ook niet zeker. Dat verklaart wellicht waarom de Belgische SAS-onderofficier Bob Schils op 12 september 1944 twee Duitse soldaten die hem hadden gevangengenomen, op uiterst onzachte wijze uitschakelde. Een van hen kreeg zelfs een kurkentrekker in de keel. Schils’ strijdmakker sergeant Raymond Holvoet, die op 25 oktober 1944 tijdens de gevechten in Nederland in Duitse handen viel, overleefde de oorlog helaas niet. De 21-jarige Kortrijkzaan werd gevankelijk afgevoerd en op 10 april 1945 terechtgesteld in Zwolle. Tot het einde van de oorlog zouden commando’s en andere leden van Sabotagetruppen onmiddellijk of na bepaalde omwegen worden geëxecuteerd.
(*) ‘Von jetzt ab sind alle bei sogenannten Kommandounternehmungen in Europa oder in Afrika von deutschen Truppen gestellten Gegner, auch wenn es sich äusserlich um Soldaten in Uniform oder Zerstörungstrupps mit und ohne Waffe handelt, im Kampf oder auf der Flucht bis auf den letzten Mann niederzumachen.’ Uit: Der Prozeß gegen die Hauptkriegsverbrecher vor dem Internationalen Gerichtshof, dl. XXVI. Nürnberg, 1949, p. 100-102 (Document PS-498).
(**) ‘Es ist dabei ganz gleich, ob sie zu ihren Aktionen durch Schiffe oder Flugzeuge angelandet werden oder mittels Fallschirmen abspringen. Selbst wenn diese Subjekte bei ihrer Auffindung scheinbar Anstalten machen sollten, sich gefangen zu geben, ist ihnen grundsätzlich jeder Pardon zu verweigern.’ Uit: Der Prozeß gegen die Hauptkriegsverbrecher vor dem Internationalen Gerichtshof, dl. XXVI. Nürnberg, 1949, p. 100-102 (Document PS-498).
|
<<< Vorige pagina... |