Waar vandaan: Boek > De Belgen in Engeland 1940-1945 > Een bloedig najaar

De Belgen in Engeland 1940-1945

INHOUD "De Belgen in Engeland"

osteo6 Deel 1. Ontreddering (1940-1941)
osteo6 Deel 2. Wederopstanding (1942-1943)
osteo6
Deel 3. Overwinning (1944-1945)
   osteo6 Bestemming Normandië
      osteo6 D-day
      osteo6 Jointoperaties, een eeuwenoud concept
      osteo6 ‘Vive la Belgique, merci, vive la France!’
   osteo6 Een bloedig najaar
      osteo6 September 1944
      osteo6 Vrouwen in uniform
      osteo6 Geblokkeerd onder de Moerdijk
      osteo6
A la guerre comme à la guerre…!
      osteo6
Gevaar in de Ardennen
      osteo6 De ramp met de Leopoldville
   osteo6 De Rijn over
      osteo6 Slotoffensief in Nederland
      osteo6
Bij de Ieren
      osteo6
V for Victory
osteo6 Besluit. De Belgen ná Engeland...

19,95 € - 218 pagina's
Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo
 
Bestel/koop boek, klik hier.

<<< Vorige pagina

Een bloedig najaar

De ramp met de Leopoldville

Op kerstavond 1944 trof een torpedo van de U-486 de rechterachterzijde van het Belgische troepentransportschip Leopoldville. Een aantal opvarenden kwam daarbij om, maar de meesten van de ongeveer 800 slachtoffers vielen in de uren na de voltreffer. Het hoge dodental was het resultaat van een hele reeks fouten. Fouten die eigenlijk niet gemaakt hadden mogen worden.

Al van bij de inscheping in Southampton liep het mis. In plaats van netjes per compagnie aan boord te gaan, werden de twee regimenten van de Amerikaanse 66ste Infanteriedivisie in een wirwar van eenheden en manschappen in de ruimen gestouwd. Een aantal soldaten liep zelfs de loopplank op van het andere transportschip, de Cheshire. Dat die vergissing hen uiteindelijk het leven zou redden, kon natuurlijk niemand op die bewuste ochtend van 24 december vermoeden. Bovendien zouden vele Amerikanen aan boord van de Leopoldville de U-bootaanval net overleven omdat ze, tegen de bevelen in, de overvolle ruimen hadden verlaten en de overtocht aan dek doorbrachten – sommige soldaten waren zo zeeziek dat ze moesten overgeven.

Toch lag de organisatorische chaos aan de basis van de geïmproviseerde wijze waarop de evacuatie zou verlopen. Slechts een handvol militairen kende de reddingsprocedures, die overigens heel rudimentair door officieren aan dek waren meegedeeld. Vele soldaten waren tijdens de dril in de ruimen gebleven, onder meer omdat ze de bevelen om aan dek te komen niet gehoord hadden, aangezien enkele luidsprekers het zouden hebben laten afweten. Maar waarom ook zouden de Amerikaanse militairen en de bemanning zich druk maken? De geallieerde oorlogsbodems beheersten de oceanen en de dreiging van de U-boten leek voor velen verleden tijd. Ook de Belgische gezagvoerder kapitein Charles Limbor maakte zich weinig zorgen. Zijn schip had tijdens de oorlog al meer dan twintig keer de overtocht gemaakt en het had daarbij niet de minste schade opgelopen. Eenzelfde onbezorgde sfeer – of was het achteloosheid? – heerste in Cherbourg, waar de transportschepen en hun escorte tegen de avond verwacht werden. Omdat het kerstavond was, draaiden de door de Amerikanen geëquipeerde havendiensten op minimale sterkte en de vele schepen langs de kade hadden slechts enkele bemanningsleden aan boord. Bovendien was radiocontact tussen het Britse konvooi en Cherbourg onmogelijk, omdat beide een verschillende frequentie (!) gebruikten.

De Leopoldville voor de oorlog

Pas nadat de Leopoldville rond kwart over zes, een half uur na de torpedo-inslag, het anker had uitgegooid, begrepen de waarnemers in Cherbourg dat er iets aan de hand was. Ze zonden lichtsignalen naar het konvooi, maar die bleven om een nog onduidelijke reden onbeantwoord. Ook voor de meer dan 2200 Amerikaanse militairen aan boord van de Leopoldville was de situatie lange tijd niet duidelijk. Kapitein Limbor leek aanvankelijk zelfs de indruk te geven dat het gehavende schip op sleeptouw zou worden genomen. Groot was echter de verbijstering van de Amerikanen toen Limbor een aantal van zijn bemanningsleden het bevel gaf in de reddingssloepen te klauteren en weg te varen.

Even voor halfzeven gaf de Belgische gezagvoerder alle opvarenden de toestemming om het schip te verlaten. Volgens het onderzoek achteraf ging het echter niet om een expliciet bevel, zodat vele Amerikanen in het ongewisse bleven. Sommige soldaten kregen van een of andere officier zelfs het verbod aan boord te springen van het escorteschip HMS Brilliant. Dat was er met veel moeite in geslaagd tot vlak bij de Leopoldville te varen en het nam 500 militairen aan boord. Verschillende Amerikanen maakten daarbij een ongelukkige sprong en werden verpletterd tussen de twee scheepsrompen.

Intussen hadden ook vanuit Frankrijk enkele schepen koers gezet naar de plek van het onheil. John Pringle, de Britse gezagvoerder van de Brilliant én commandant van het konvooi, oordeelde daarom dat er genoeg vaartuigen bij de Leopoldville waren en hij beval zijn escorteschepen de jacht op de U-486 voort te zetten. Deze en andere beoordelingsfouten, zoals ook zijn onwetendheid over het aantal militairen aan boord van de Leopoldville, zouden Pringle achteraf bijzonder kwalijk worden genomen.

Ook kapitein Limbor nam een nogal ongelukkige beslissing. Rond acht uur mochten bijna alle bemanningsleden het schip verlaten, zodat er haast niemand overbleef om de evacuatie met de nodige deskundigheid te begeleiden. Toen het schip rond halfnegen begon te zinken, restte de 1200 militairen die nog niet geëvacueerd waren, niets anders dan op goed geluk in het water te springen. Het was toen dat de meesten hun leven verloren.

Velen stierven door het gewicht van de zware winterkleding die ze onder hun reddingsvest droegen. Een aantal van hen brak de nek onmiddellijk na de sprong in het water, als gevolg van een te strak aangespannen helm. Niemand had deze mannen immers precies uitgelegd wat te doen in zo een situatie. Sommigen vroren langzaam dood in het ijskoude water en een paar soldaten die bewusteloos uit het water werden gevist, bezweken door de onderkoeling toch nog aan wal. Met uitzondering van kapitein Limbor en een klein aantal Belgen, Kongolezen en Britten, waren alle slachtoffers Amerikanen. Nooit eerder tijdens de oorlog hadden de Amerikaanse strijdkrachten tijdens een scheepsramp zo veel manschappen verloren.

Voor de Kriegsmarine was de vernietiging van het Belgische transportschip en de uitschakeling van bijna een half regiment een flinke opsteker, maar in Londen en Washington was de verslagenheid uiteraard groot. Misschien nog groter was de schaamte om de laksheid en het gebrek aan professionalisme, die zo veel mannen het leven hadden gekost. Vooral de Britse autoriteiten wisten niet welke kant op te kijken. De Belgische Leopoldville voer immers voor de Merchant Navy en werd beschermd door de Royal Navy. Om de machtige bondgenoot niet voor het hoofd te stoten, werd in de officiële Britse verslagen met geen woord gerept van de mogelijke Amerikaanse verantwoordelijkheid.

Familieleden kregen uiterst karige informatie over de precieze omstandigheden waarin hun geliefde was omgekomen. Een officieel communiqué van het Amerikaanse ministerie van Defensie kwam er pas een maand na de ramp. Het was erg vaag en op een aantal punten flagrant in tegenspraak met de feiten. Zo stelde minister Stimson bijvoorbeeld dat de Leopoldville na de Duitse aanval ‘snel’ in de golven verdween. Bij gebrek aan informatie en onder druk van de censuur konden ook de kranten niet veel nieuws toevoegen aan Stimsons mededeling. Bovendien waren de ogen van het grote publiek gericht op de Belgische Ardennen, waar Amerikanen en Duitsers tot eind januari 1945 een bloedige uitputtingsslag uitvochten.

Pas in 1947 kregen de families van de slachtoffers de toestemming om op kosten van de Amerikaanse regering het stoffelijk overschot van hun geliefden in de VS te herbegraven. Voor vele families was het echter een zinloze regeling. Honderden militairen waren immers als vermist opgegeven en dus niet op een Frans kerkhof begraven. Het duurde nog tot 1959 voor er nieuwe gegevens over de ramp opdoken. Toen gaf het Amerikaanse leger zijn documenten vrij en 37 jaar later (!) haalden ook de Britse autoriteiten ‘enkele’ stukken uit hun archieven. In 1984, veertig jaar na de ondergang van de Leopoldville, slaagden de befaamde Amerikaanse scheepsarcheoloog Clive Cussler en zijn team erin het wrak exact te lokaliseren en duidelijke onderwateropnames te maken.

De grote ‘boosdoener’ van het verhaal, de U-486, wist in 1944 te ontkomen. Nauwelijks vier weken voor de Duitse capitulatie echter onderging hij precies hetzelfde lot als het onfortuinlijke Belgische schip: op 12 april 1945 werd de U-486 voor de Noorse kust opgemerkt door een Britse duikboot en tot zinken gebracht. Daarbij kwamen alle bemanningsleden, onder wie ook gezagvoerder Gerhard Meyer, om het leven. Ook voor hen gold wat Cussler over de doden van de Leopoldville zei: ‘Forgotten by many, remembered by few.’

Toch werd de Belgische gezagvoerder van de Leopoldville, die op zijn post was gebleven en met zijn schip mee ten onder was gegaan, niet helemaal vergeten. Een jaar na de oorlog herdoopte de Compagnie Maritime Belge het in de VS geconstrueerde Libertyship Belgian Amity in Capitaine Limbor. Het liep op 26 februari 1959 averij op, na een aanvaring met een Duits schip nog wel.



Uittreksel uit boek "De Belgen in Engeland"
19,95 € - 218 pagina's
ISBN 978-90-209-6981-8

Auteur: Frank Decat
Uitgeverij: Lannoo

Boek verkrijgbaar bij

Azur, Bol.com, Cosmox, Fnac, Proxis, Standaard Boekhandel.

Bestel boek online via SeniorenNet

Pagina afgedrukt van http://www.SeniorenNet.be/BelgenInEngeland

<<< Vorige pagina...